Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Emma Rixt Zwart.

‘Wir sind dann Helden, für einen Tag’; de Duitse versie van David Bowies Heroes klinkt door de speaker. Kedves van den Berg (afstuderend aan de Performance opleiding aan de Toneelacademie Maastricht) danst over het podium, tussen oude televisies en een enorme berg aan filmrolletjes. In Klaus Kinski Erlöser smelt Van den Berg langzaam samen met Klaus Kinski en toont hij daarmee een reis langs levensdoelen, (mannelijke) rolmodellen en zichzelf.

Van den Berg vraagt zich af waarom hij niet gelooft; niet in zichzelf, niet in een religie, in niets. Totdat hij Klaus Kinski ziet, wanneer hij een film op zet. Kinski fascineert hem: zijn teksten, maniertjes, overtuigingen (zoals: ‘acteurs zijn leugenaars’)… Op de televisies zijn verschillende beelden van Kinski’s oeuvre te zien. Soms vertelt Van den Berg daarna iets over de films of over het leven van Kinski, andere keren performt hij een vertaling van Kinski’s teksten (zoals de teksten van Jesus Christ Erlöser, waar de titel ook naar verwijst). Waar Kinski in die teksten spreekt over Christus, lijkt Van den Berg ze op Kinski zelf toe te passen. Of toch niet? Want wanneer wordt er over Christus gesproken, wanneer over Kinski en wanneer over Van den Berg zelf? De grenzen tussen de drie vervagen.

Van den Berg vertelt ons aan het begin van de voorstelling dat hij na zijn middelbare school een groots en meeslepend leven wilde gaan leven. Echter, het zijn van een student was dat allesbehalve. Oké, Van den Berg geeft toe, misschien was wat hij vertelde over die studententijd niet helemaal waar, maar acteurs zijn leugenaars, zoals Kinski zei.

Net zoals dat men vroeger Kinski ervan verdacht dat hij Jezus probeerde te belichamen, kijken wij hier ook naar een Van den Berg die steeds meer Kinski belichaamt. Hij doet hem na, leert zijn teksten, kijkt met grote ogen naar de televisieschermen, overtuigt ons van de fysieke gelijkenissen tussen hem en Kinski’s zoon en slaapt tussen de filmrolletjes van, vermoedelijk, Kinski’s films.

Tussen de verhalen over Kinski door, lijkt het soms ook over Van den Berg zelf te gaan. Naast zijn zoektocht naar groots- en meeslependheid benoemt hij ook zijn ouders en zus, hun vakantie naar Vietnam en zijn fantasieën als kind over het zijn van een meisje. Is dit de ‘echte’, authentieke Van den Berg? Of is dit weer een liegende acteur?

Richting het slot van de voorstelling begint Van den Berg te fantaseren over Kinski’s lichaam. Dit gaat zelfs zo ver dat ook de monsterlijke kant (lees: agressief en grensoverschrijdend gedrag) van Kinski bij Van den Berg naar boven komt. Na een heftige scène over necrofilie lijkt Van den Berg tot inzicht te komen: een confrontatie met het monster dat Kinski daadwerkelijk was en waar Van den Berg in aan het veranderen is. Ondanks alles wat de acteur Van den Berg gebracht heeft, mag hij door deze monsterlijke kant niet meer van Kinski houden, vindt hij.

De voorstelling bevat veel, misschien te veel. Ik blijf zoekend achter: wat heb ik allemaal gezien? Vanwaar de fascinatie voor Kinski? Is deze fascinatie echt zo ver gegaan? Hoe denkt Van den Berg over Kinski’s uitspraken over Christus? En waarom is Van den Berg veranderd in een ‘echte jongen’, zoals hij zelf zegt? Komt dat door Kinski? Vroeger had hij een androgyn uiterlijk, maar in de afgelopen jaren was hij een ‘echte jongen’ geworden en de fonkeling in zijn ogen verloren. Waarom vertelt hij ons dit? Heeft het te maken met de invloed die Kinski op hem heeft gehad? Met hoe Kinski omgaat met zijn mannelijkheid? Zijn toxische gedrag, misschien? Of – en eigenlijk wil ik dit niet denken, maar door de voorstelling vraag ik het me toch af – is dit weer een leugen die de performer ons vertelt, om maar meeslepend te zijn?

Als iemand die eigenlijk geen kennis heeft van Kinski of Jesus Christ Erlöser, begonnen veel puzzelstukken pas op hun plek te vallen toen ik na de voorstelling wat research ging doen. Enige kennis vooraf was prettig geweest voor een beter begrip van de linkjes en wisselingen tussen de persoonlijkere stukken en de belichaming van Kinski. Nu werd er veel op me afgevuurd en raakte ik de weg kwijt tijdens het proberen te onthouden van al het materiaal.

Misschien dat voor Van den Berg deze voorstelling zou moeten eindigen met waarmee het begon, met Bowie als rolmodel. Van den Berg is de vrouwelijke kant in zichzelf kwijtgeraakt. Als Bowie, als androgyn stijlicoon en doorbreker van genderstereotypen, Van den Bergs rolmodel wordt, kan hij die fonkeling in zijn ogen misschien terugvinden. Kinski (en zijn invulling van mannelijkheid) heeft hem immers, zo blijkt duidelijk, niet gelukkig gemaakt.

Foto: Campagnebeeld