Als de mens, van welke godsdienst dan ook, aan het bidden is geslagen, is dat doorgaans een eenrichtingsgesprek. Of God/Jahweh/Allah een antwoord geeft op de gestelde vragen of geneigd is toe te geven aan de wensen van de bidder, zal pas later blijken. (meer…)
De muziektheatervoorstelling Klaagliedjes van Hollands Diep in Dordrecht heeft een rare ontstaansgeschiedenis en een lastige start. Maar de voorstelling is een klein muzikaal wonder geworden en zou op tournee moeten door Nederland of, wie weet, door Pierre Audi onder de hoede van het Holland Festival kunnen worden genomen.
Eerst waren er De klaagliederen van Jeremia, een van de boeken van het Oude Testament, waarin de profeet de verwoesting van zijn stad Jeruzalem, in 587 voor Christus, beweent. Toen was er componist Boudewijn Tarenskeen die dichteres Judith Herzberg vroeg nieuwe psalmen te schrijven voor een muziektheatervoorstelling. Maar zij zei tegen hem dat zij die psalmen te rechts vond en koos ervoor Jeremia’s klachten om te draaien. In de Klaagliederen wordt de verwoeste stad vergeleken met een treurende weduwe: ‘Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volks was, zij is een weduwe geworden.’ In haar Klaagliedjes kiest Judith Herzberg voor het perspectief van een treurende weduwe en vergelijkt haar lot met dat van een verwoeste stad: ‘Als een vernielde stad die ooit vol pracht / en leven was, zit zij daar, verloren, armlastig.’
Deze weduwe is niet alleen maar droevig, zij is ook boos. Boos op wat het lot haar heeft aangedaan, boos ook over hoe haar vrienden haar in de steek laten, nu zij weduwe is geworden. En in de loop van 31 klaagliedjes wordt zij ook steeds bozer op haar dode man, die een patjepeeër, een oplichter en een verrader moet zijn geweest, een uitbuiter van de armen en een gevoelloze bangerik. Maar toch verzucht zij aan het einde: ‘Nu ben je dood/ ik in de rouw / voor om door vanwege jou / en toch verlang ik nog / naar jou.’
Boudewijn Tarenskeen heeft ervoor gekozen geen instrumenten te gebruiken, alleen de stemmen van zes zangeressen die a capella zingen. Het zijn heel verschillende zangeressen: ze komen uit de klassieke muziek, uit de jazz, uit de populaire muziek, uit de soul, ze zijn van allerlei leeftijden, met allerlei achtergronden. Al die verschillende zangstijlen vermengen zich op een ongekend prachtige manier, ze gaan soms een strijd aan, verdringen elkaar af en toe, maar kunnen ook wonderbaarlijk mooi harmoniëren.
Tarenskeen heeft een heldere, eenvoudige en toch vaak verrassende stijl, hij beent de tekst uit en laat de zangeressen soms alleen klanken zingen, vaak zelfs alleen medeklinkers, alsof verdriet en woede hen verstikken en ze die nauwelijks kunnen uiten. Vooral veterane en operazangers Lucia Meeuwsen is daar een meester in, maar Lucretia van der Vloot, Charlotte Riedijk, Esra Dalfidan en Ekaterina Levental doen in het geheel niet voor haar onder en het is ook bijzonder zangeres Mathilde Santing in dit gezelschap bezig te horen en te zien.
Regisseur Cilia Hogerzeil, de leidster van Muziektheater Hollands Diep, plaatst ze op kleine podia om het publiek heen, dat aan grote tafels met drankjes zit, als de vrienden die niet meer aan de tafel van de weduwe willen verschijnen. Er volgt een intrigerend spel, met de teksten en de muziek, steeds heel mooi, vaak ontroerend, van een grote klasse. Ik heb er één punt van kritiek op: de woede in de tekst van Judith Herzberg klinkt te weinig door in de muziek, je moet het daarbij teveel hebben van de op zich mooie ingehouden boosheid.
Het zou goed zijn als deze zeer bijzondere voorstelling, die enige malen in Dordrecht is gespeeld en slechts één keer in Den Haag, een landelijk vervolg krijgt. Theater Frascati in Amsterdam en de Toneelschuur in Haarlem zouden er bijvoorbeeld perfect geschikt voor zijn en zouden er, met zoveel verschillende talenten die aan deze productie meedoen, een heel divers publiek mee kunnen trekken.
Foto: Rob van Herwaarden