Genoeg antropocentrisme, tijd om onze blik op het ecosysteem te richten, vindt Anne Hofstra. Ze staat op het Amsterdam Fringe Festival met KIP, theater toegespitst op kippen. De menselijke toeschouwer krijgt een uniek inkijkje in Hofstra’s verwoede pogingen om theater voor een extreem nieuwe doelgroep te maken. Voor ons buitenstaanders stelen natuurlijk vooral de kippen de show.

Volgens wetenschappers hebben kippen persoonlijkheden, kunnen ze redeneren als een zevenjarig kind, communiceren, voelen, herinneren en fantaseren, vertelt Hofstra voor aanvang. We kijken naar een soort repetitie, waarin ze acteur Willem Wits – in kippenpak – aanwijzingen geeft om de kippen te bekoren. Gespiegeld aan de kippentribune staat die van ons, elke groep onderdeel van elkaars toneelbeeld.

Hofstra verleidt het drietal met drie scènes, steeds net iets anders uitgevoerd, met muziek vol gekukeleku, een reuzenei en Wits’ bewegingen: klein en stil, of groot en luidruchtig. Deze avond zijn de kippen nieuwsgierig, constateren ze verheugd, dat is niet altijd zo. Twee kipjes zijn ‘helemaal mee’, lopen Wits continue achterna. Eén kip blijft van ons afgewend. De zachtmoedige acteur werkt zich in het zweet om haar aandacht te trekken, klappend, trommelend. ‘Ja, ik denk wel dat je haar hebt’, klinkt het aarzelend vanaf de regiestoel. De kip verzet geen stap.

Door de aanwezigheid van kippen vervelen wij mensen ons geen moment: simpelweg het effect van dieren op een podium. Toch is het meer dan een dagje dierentuin of problematisch dierencircus; de kippen kunnen elk moment de zaal verlaten, maar dat doen ze niet. Je bent begaan met hun binnenwereld: hoor ik hen nu verdrietig tokken? Begrijpen ze deze scène?

Het is een behoorlijk absurd en geniaal concept. De serieuze poging zet ook aan tot nadenken over kunstenaarschap. Is het nodig iedereen te plezieren? Moet een kunstenaar wel door zoveel hoepels springen om toegankelijk te zijn voor uiteenlopende persoonlijkheden?

Foto: Annelies Verhelst