Het Rotterdamse icoon Ketelbinkie gaf zijn naam aan de nieuwe voorstelling van Jeugdtheater Hofplein. Het werd een muzikaal programma vol liedjes, natte t’s en andere Rotterdamse clichés. Schrijver en regisseur Louis Lemaire verbindt ze geforceerd met elkaar.

Aan de Katendrechtse Lagedijk wordt Jan geboren. Na een tijdje beginnen de weeën opnieuw en baart zijn moeder er een zusje bij. Tussen de tweeling door komen er twee mannen aan de deur met de boodschap dat het schip waar de vader op voer is vergaan. Moeder en weduwe op dezelfde dag. Het drama legt op straat.

Uiteraard wil de straatjongen naar zee, en uiteraard probeert z’n moeder hem daarvan af te houden. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en Blonde Arie helpt Jan een handje. Zelf monstert Arie aan op de Vrede, waarmee het ook al slecht afloopt. Het schiereiland Katendrecht leeft met verlies en ellende, maar ook met saamhorigheid, zang en dans. Het buurtcafé moet dicht omdat uitbaters Bep en Jaap het laatste tientje van hun schuld niet kunnen terugbetalen aan de woekerende reder Knijpinga.

Jeugdtheater Hofplein verzorgt al decennia lessen zang, dans en spel voor honderden Rotterdamse kinderen. Van hen krijgt altijd een flink aantal een rolletje in de producties. In de twee casts van Ketelbinkie zijn dat er zo’n tachtig. (Semi-)professionele musici en acteurs dragen de voorstelling. Deze keer heeft Pim van Alten een paar centrale rollen. Thomas Hengeveld doet goed werk als leider van het orkestje en er wordt goed gezongen, zowel in groepjes als door Lola van Duijl solo. Ook het decor is goed: uitgeklapt het café, ingeklapt SS de Rijnstroom.

Jan sjouwt daar met zijn ketel en krijgt te maken met een handtastelijke kok die hij uiteindelijk ontmaskert als verzekeringsfraudeur. In opdracht van Knijpinga wil hij de schuit naar de haaien sturen, zonder medelijden met alle verdere hens aan dek. Waar kennen we dat van? Inderdaad, van Heijermans’ Op hoop van zegen. 010 meets 020 ook al in het titellied: we horen het niet graag in Rotterdam, maar de geestelijke vader van Ketelbinkie is rasamsterdammer Frans van Schaik.

In het kader van eind goed, al goed: Jan wordt de held en krijgt een studiebeurs voor de zeevaartschool. Blonde Arie herrijst uit zijn zeemansgraf (hoe is een raadsel) en de buurtkroeg wordt gered door de solidaire buurt met een hart van goud.

Ketelbinkie wordt een musical genoemd, maar is dat eigenlijk niet: de liedjes staan los van de handeling. Waarschijnlijk is er een lijstje van favorieten (Langs de Maas, Ali Cyaankali, Ketelbinkie natuurlijk en het vaak herhaalde Diep in mijn hart) en gewenste ingrediënten en gebeurtenissen opgesteld met een zo hoog mogelijk Rotterdam-gehalte, die schrijver Louis Lemaire aan elkaar probeerde te lijmen. Zo worden Fred Astaire en Elvis er met de haren bijgesleept. Ketelbinkie bestaat uit eilandjes met wrakke planken ertussen. Ook de regie rammelt, met veel onhandige gooi-en-smijtscènes en erg wisselend spel. Het uitgangspunt lijkt te zijn: kinderen vinden het al gauw leuk. Het enthousiasme van de jonge garde is dan wel weer aanstekelijk.

Ten slotte: laat u niet misleiden. Wie de website van Jeugdtheater Hofplein aanklikt, ziet twee enthousiaste ‘citaten’ met vijf sterren erboven. Ketelbinkie ging gisteren pas in première en anders dan de site ons wil doen geloven zijn dit géén citaten uit recensies.

(foto: Joke Schot)