De opera L’Orfeo heeft bij de Nederlandse Reisopera een derde hoofdpersoon gekregen: een gazen kunstinstallatie die Ego heet. Dit kunstwerk, ontworpen door Lonneke Gordijn van Studio Drift, zeilt, zweeft, vliegt, wiekt en ademt de gehele voorstelling op en boven het toneel. (meer…)
Eigenlijk was het een thuiswedstrijd voor Tania Kross en de Nationale Reisopera in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Een thuiswedstrijd voor een publiek dat de sopraan en haar slavenopera Katibu di shon per definitie al had omarmd voordat er nog maar een noot was gezongen. Een publiek ook dat voor een groot deel bestond uit politici, bestuurders en betrokkenen bij de nationale slavernij-herdenking. Een publiek dat het liefst excuses van de koning had gehoord, maar genoegen nam met de ‘diepe spijt’ van minister Asscher en na afloop van de opera de handen rood klapte voor Kross.
Ze heeft het toch maar mooi voor elkaar gekregen. Jaren was ze bezig om de opera naar het boek Slaaf en meester van Carel de Haseth te realiseren, maar door geldgebrek had ze de moed al opgegeven. Tot de Reisopera en de Stichting Herdenking Slavernijverleden 2013 plotseling de handen ineen sloegen. In drie maanden werd Katibu di shon gemaakt: een liefdestragedie over een slavin die moet kiezen tussen haar liefde voor een meester en een slaaf, en de eerste opera in het Papiaments. Een taal die zich vanwege de Spaanse klank prachtig leent om gezongen te worden.
De gehele voorstelling speelt zich af op en rond een dodenrots. Tegen de achterwand worden zwart-wit foto’s geprojecteerd. Het is een sober, doch doeltreffend toneelbeeld. De muziek van jazzpianist Randal Corsen is bij vlagen van een lichtvoetige schoonheid, maar helt regelmatig ook iets teveel over naar het muzikale cliché. Er zijn prachtige aria’s (leunend op musical, jazz, klassiek, experimentele muziek en traditionals), maar Corsen is geen operacomponist. Een zeventig minuten lange voorstelling heeft meer ‘vlees op de botten’ nodig. Vraagt om meer spanningsopbouw, lijn en structuur. Zowel in de partituur als in de regie. Het geheel liet een nogal fragmentarische indruk na en regisseuse Monique Wagemakers grossierde ook niet in verrassende regieconcepten.
Misschien was dat de oorzaak van die latente saaiheid die, ondanks de prachtige stemmen van Jeroen de Vaal, Peter Brathwaite en Kross, voortdurend de kop op stak. Binnen in de Stadsschouwburg was het na afloop in de foyers nog lang gezellig en werd Kross geroemd om het feit dat ze op deze wijze het thema slavernij op de kaart heeft gezet. Buiten, op het Leidseplein, ging die discussie snel verloren in het geluid van een paar swingende Antilliaanse straatmuzikanten die met hun gedachten elders waren.
Foto: Marco Borggreve
Wij kunnen mensen die niet meer in leven zijn een titel of functie geven, waar zij in ‘hun eigen leven’ hier op aarde ‘nooit vrijwillig’ hebben gekozen om het te bekleden of uit te oefenen. Zoals SLAAF. Tula gedurende ‘zijn eigen leven’, heeft nooit vrijwillig gekozen om SLAAF te worden van niemand. In tegendeel, hij had zijn zeer waardige leven gegeven om een einde te maken aan de vreselijke ongelijke behandelingen in zijn levensperiode, onder de naam c.q. titel SLAAF. Dit is een ernstig probleem voor jongeren. Geen jongere, vooral jongens die niet goed opgeleid zijn, kunnen zich gelukkig voelen als nakomeling van SLAVEN, men moet zich dan minderwaardig voelen als mens, zich diep schamen. Woede en agressie wordt dan opgewekt tegen wie dan ook in situaties die problematisch dreigen te worden. Eigenlijk logisch als ‘onvolmaakte mens’ met ‘weinig levenservaring’. Men zou zich prettig en gelukkig voelen bij gevallen waar de voorouders voorbeeldige burgers waren, belangrijke functies hadden, heel logisch.