Twee zusters zijn tot elkaar veroordeeld in het ouderlijk huis. Ze leven vooral in de kelder, te oordelen naar de donkere muren en het licht dat van bovenaf binnenvalt. Om hen heen is het zwart, een beetje spookachtig. Verspreid over de grond liggen en staan wat rekwisieten als een trappetje, enkele gitaren, een mini stepper en blikjes etenswaren. (meer…)
De Oostenrijks-Hongaarse toneelschrijver Ödön von Horváth schreef het ‘volksstuk’ Kasimir en Karoline in 1932, middenin de wereldwijde economische crisis. Het gebrek aan modernisering in Nina Spijkers’ versie, en de zwabberende toon van haar enscenering, beroven de satire echter van haar potentiële scherpte.
De première van Kasimir & Karoline, de nieuwe voorstelling van regisseur Nina Spijkers, had niet beter getimed kunnen zijn. ‘De elfde van de elfde’ is immers de opening van het carnavalsseizoen, en een belangrijke volksfeestdag in het zuiden van het land. De beelden van hossende feestgangers, die temidden van de hoogste coronabesmettingscijfers in de geschiedenis van de pandemie op elkaar geklemd staan in de straten van Den Bosch, waren een schrijnende illustratie van het zelfdestructieve escapisme dat zich ook van de personages in het stuk van Ödön van Horváth meester maakt.
In Kasimir und Karoline is de plaats van handeling het Münchense equivalent van het Bossche carnaval: het Oktoberfest, dat zich net als het carnaval presenteert als een gelijkwaardig feestje, waar klassenverschillen eventjes opzij worden gezet. In de handeling van het toneelstuk blijkt dat echter schijn. Karoline, de verloofde van Kasimir, zet hem opzij nadat hij net zijn baan als chauffeur is kwijtgeraakt en laat haar oog op enkele welgestelde heren vallen, die haar echter aan het einde van de avond als een baksteen laten vallen. De hele tekst is doordesemd van sociaal-maatschappelijk determinisme: in deze wereld is geen sociale mobiliteit mogelijk, en de personages die die droom desondanks najagen komen bedrogen uit.
Spijkers zet in haar enscenering sterk in op de roes die onderdompeling in kermis en carnaval met zich mee kan brengen. De attracties en festiviteiten functioneren als opium voor het volk, en Spijkers wisselt dramatische scènes af met muzikale intermezzo’s waarin nieuwe arrangementen van onder andere pophits van DJ Paul Elstak en de Vengaboys voorbijkomen. Haar sterkste vondst is dat ze halverwege een deel van het publiek op het toneel laat plaatsnemen om zich op popcorn, een shotje en een show-in-de-show te laten trakteren: een rondreizend rariteitenkabinet. Zo word je als toeschouwer even zelf meegenomen in de verleiding van collectieve feestvreugde, en wordt de tragiek van de personages pas echt tastbaar.
Het centrale drama komt echter een stuk minder goed uit de verf. Sidar Toksöz en ‘Ntianu Stuger zetten de verwijdering tussen Kasimir en Karoline mooi neer, maar de meeste andere personages zijn zulke eendimensionale karikaturen dat het extreem vlakke scènes oplevert die op geen enkel moment verrassen. Hier wreekt zich ook Spijkers’ besluit om geen enkele poging tot modernisering van het verhaal te ondernemen: hoewel we bepaald niet in een wereld wonen waarin sociaal-economische ongelijkheid is uitgeroeid, hebben de ontwikkelingen van de afgelopen negentig jaar voor andere maatschappelijke verhoudingen gezorgd dan in het München van begin jaren dertig. Een antwoord op de vraag ‘wie is nu het proletariaat’ of ‘wat is nu de verhouding tussen (volks)vermaak en de mogelijkheid tot verzet’ had een interessante nieuwe urgentie aan Von Horváths stuk kunnen geven, en de maatschappijkritiek minder belegen laten voelen.
Spijkers lijkt zichzelf gevangen te hebben gezet tussen het drama tussen twee geliefden die elkaar vanwege hun sociale conditionering wegduwen, en een satirische reflectie op zowel de schoonheid als de banaliteit van volksvermaak. Voor een psychologisch interessante invulling van dat eerste biedt de tekst te weinig ruimte: vooral Karoline handelt eerder als een archetype dan als een personage van vlees en bloed. Het helpt daarbij niet dat Stuger haar extreem beheerst neerzet, waardoor ze eerder berekenend overkomt dan dat ze zich door de feestvreugde aan een tijdelijke manie overgeeft. Het is begrijpelijk dat Spijkers geen Halina Reijn-achtige hysterica van het personage wilde maken, maar ze zet er niets voor in de plaats: we krijgen te weinig inzicht in Karoline’s binnenwereld om met haar mee te kunnen voelen.
En voor een volkse satire houdt Spijkers het allemaal te netjes. De wereld die ze neerzet schreeuwt om hardere, vuigere overdrijving à la Abattoir Fermé: personages die volledig door hun driften worden voortgestuwd en zo de duistere kern van kermis en carnaval raken. Het briljante slotakkoord, een verrassend cartooneske bewerking van het depressieve ‘Mad world’ van Gary Jules, legt even de potentie van een dergelijke aanpak bloot: kermis en carnaval als een duivels spiegelpaleis, waar je lacht om maar niet te hoeven huilen, waar je danst om maar niet stil te staan bij je sores, en waar je zuipt om alles maar niet kort en klein te hoeven slaan.
Foto: Sanne Peper
Wat extra research toont aan dat het nummer Mad World niet oorspronkelijk van Gary Jules is (zijn versie werd beroemd vanwege de belangrijke rol die de song in de cultklassieker Donnie Darko speelt), maar van Tears For Fears, die het nummer al in 1983 uitbrachten. Bovendien heeft die oorspronkelijke versie al het maffe contrast tussen de deprimerende teksten en een up-tempo arrangement. Je zou kunnen zeggen dat Spijkers’ versie een slimme combinatie van beide versies is – het begint met de trage melancholie van Jules en dan springt de Tears-For-Fears versie als een duveltje uit een doosje te voorschijn. Ter vergelijking:
Tears For Fears: https://www.youtube.com/watch?v=u1ZvPSpLxCg
Gary Jules: https://www.youtube.com/watch?v=4N3N1MlvVc4
De voorstelling heb ik niet gezien, maar als ik de recensie lees valt me wel iets op. Je hebt het over dat het begrijpelijk is dat Nina Spijkers geen ‘Halina Reijn-achtige hysterica’ van een bepaald personage wilde maken. Ik vraag me af waarom dat zo genoemd moet worden. Jij, doorgaans tegenstander van beledigingen van individuen en groepen, neemt hier één bepaalde actrice als voorbeeld van wat een regisseur logischerwijs (!) niet zou willen. Je gebruikt ‘Halina Reijn-achtige hysterica’ bijna als een bekend begrip. Persoonlijk vind ik het onnodig om één bepaalde actrice als schrikbeeld te gebruiken en te generaliseren tot een bepaald type. Halina Reijn heeft niets met deze voorstelling te maken, dus waarom ze hierbij wordt gesleept (met een negatieve connotatie) is mij een raadsel. Los van wat jij van Halina Reijn vindt komt zo’n opmerking tamelijk smakeloos en ongepast over in deze recensie, wat jammer is van het werk wat je erin hebt gestoken, en zo het niveau van je recensie omlaag haalt. Het zou al voldoende zijn om op te merken dat Spijkers geen stereotype (ouderwetse) interpretatie van ‘de vrouw’ heeft gekozen zoals in het verleden vaak gebeurde, van de vrouw als irrationeel ondergeschikt wezen.
Keep up the good work! Maar laten we niet persoonlijk mensen gaan beledigen of als negatieve stereotyperingen gaan gebruiken. Dat maakt onze kwetsbare sector alleen maar kwetsbaarder.
Beste Al,
ik heb hier op zich een uitleg voor, die ik zeker wil geven, maar ik reageer vanuit principe niet op anonieme commentaren (heeft niets met jou te maken, je bericht is hartstikke redelijk, maar ik wil graag weten met wie ik communiceer, ik spreek immers zelf ook met open vizier). Als je dus even een bericht plaatst met voor- en achternaam zetten we dit gesprek voort!
Marijn.
Nóg wat extra research toont aan dat deze enscenering van Mad World zoals te zien aan het eind van deze voorstelling niet geheel uit de koker van Spijkers is gekomen: https://www.youtube.com/watch?v=aVevvbFNKiY&ab_channel=PostmodernJukebox
@Fons Verburgh: Wauw goede toevoeging! Inderdaad kan het niet anders dan dat Spijkers daar inspiratie heeft gehaald.
Beste Marijn,
Theaterkrant biedt de mogelijkheid om anoniem te reageren, en graag zou ik het zo laten. Graag zou ik toch je uitleg horen over je opmerking, maar als het principieel niet mogelijk is, is dat jammer. Aangezien ik ook niet de enige ben die valt op de HalinaReijn-opmerking.
Hee Al,
dat is inderdaad jammer dan – kritiek moet met open vizier worden bedreven (uiteraard met uitzondering van klokkenluiders en anderen die vanuit een kwetsbare positie onrecht aankaarten). Je kan me misschien een mail sturen als je anoniem wil blijven, ik leg het je dan graag persoonlijk uit (marijnlems AT gmail) – of als je vindt dat je ten opzichte van mij in een kwetsbare positie zit en daarom anoniem wilt blijven mag je dat ook via de mail uitleggen natuurlijk! Of als je inderdaad ‘niet de enige bent’ is er misschien onder je medestanders wel iemand te vinden die het wel aandurft om publiekelijk het gesprek aan te gaan?
Beste redactie van de theaterkrant,
Aangezien Marijn Lems niet op de (hele terechte) vraag van Al kan reageren ivm een principe kwestie (?) zou ik jullie graag willen vragen dat te doen. Het is namelijk niet alleen een persoonlijke aanval op Halina Reijn maar ook een beledigend vrouwbeeld, dat weer als hysterisch moet worden bestempeld. Ik bedoel, kom op, het is 2021… om dit te schrijven en publiceren vraagt wel wat tekst en uitleg.
Daarnaast zou ik jullie (en alle kranten) graag willen oproepen meer diversiteit aan te brengen in jullie palet aan recensenten. Het theater is zo had bezig te vernieuwen naar een diverser inclusiever geluid dat het frustrerend begint te worden dat de kranten daarbij achter blijven. Veel makers zitten niet op het geijkte geluid te wachten en op de publiekswerking (en de diversiteit daarvan) heeft het ook niet echt een positief effect. Bedankt, groeten Eva
Hee Al en Eva,
ben toch tot de conclusie gekomen dat het voeren van dit gesprek belangrijker is dan mijn hartgrondige hekel aan het laffe gemak waarmee op internet vanuit een positie van anonimiteit wordt gesproken.
Het hele idee achter het gebruik van het woord hier is juist om aan te geven dat het ‘hysterische’ vrouwbeeld dat Reijns rollen bij Ivo van Hove wat mij betreft steevast kenmerkte, achterhaald en problematisch is – en dat dat dus de reden is dat ik het ‘logisch’ vind dat Nina niet voor een dergelijke invulling heeft gekozen. Dus Al heeft mijn onderliggende bedoeling perfect begrepen als hij zegt: ‘Het zou al voldoende zijn om op te merken dat Spijkers geen stereotype (ouderwetse) interpretatie van ‘de vrouw’ heeft gekozen zoals in het verleden vaak gebeurde, van de vrouw als irrationeel ondergeschikt wezen.’ – dat is precies wat ik van Reijns rollen bij Van Hove vind.
In die zin gebruik ik de term ‘Halina Reijn-achtige hysterica’ dan ook zoals je ook ‘Bert Visscher-achtige druktemaker’, ‘Adam-Sandler-achtige neuroot’ of ‘Hans Kesting-achtige macho’ zou kunnen zeggen: als een archetype waar de acteur om bekend staat. Alleen realiseerde ik me bij het commentaar van Al dat het nu kan lijken alsof ik niet Halina-als-actrice bedoel maar Halina-als-mens, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.
(Daarnaast kun je je ook afvragen of mijn oorspronkelijke bedoeling met het woord ‘hysterica’ nu wel voldoende overkomt, aangezien Al het wel begreep maar Eva het bijna tegenovergesteld heeft opgevat.)
De actrice een hysterica
De acteur een druktemaker, neuroot, macho
Is precies het punt
Dat jij geen onderscheid kunt maken tussen kritiek hebben op een stereotype vrouwbeeld en het zelf hebben van een stereotype vrouwbeeld – dát is het punt. Als jij *niet* vindt dat Reijn in haar rollen bij Van Hove keer op keer een eendimensionaal vrouwbeeld reproduceerde is dat je goed recht, maar keer de zaken niet zo simplistisch om a.u.b.
Ik begrijp je uitleg, alleen vraag ik me af of het zin heeft om naar recensies toe te gaan waarin je een voorstelling beoordeeld op deze manier. Waarin jij mensen hun carrières generaliseert tot één bepaald stereotype en daarmee bepaalde regiekeuzes wil onderzoeken van andere regisseurs. (en dit staat nog los van de vraag of het hystericabeeld wel van Reijn kwam, en misschien niet van Van Hove, of dat het simpelweg – hoe banaal het argument ook klinkt – een kind was van die tijd, pre-wokeness; en zou er een bedoeling achter hebben gezeten?)
Hoe dan ook, voor mij was het afdoende geweest om het te hebben over dat Spijkers geen achterhaalde interpretatie had gekozen voor het personage als hysterische vrouw, in plaats van dat een ‘Halina Reijn achtige hysterica’ te noemen. Ik begrijp dat je het niet ‘op de “man” af bedoelt’, maar er staat wel een voor- en achternaam in van iemand. En dit zorgt (blijkbaar) bij de één voor onhelderheid én bij de ander voor ongemak, en bij een derde voor beide.
Hee Al,
terechte vragen en opmerkingen. Los van mijn bedoeling in dezen was de formulering sowieso te kort door de bocht om die bedoeling helder te laten overkomen. Ik behoud mij het recht voor om in de toekomst wel degelijk verschillende artistieke keuzes van acteurs en regisseurs met naam en toenaam met elkaar te vergelijken, omdat een voorstelling nu eenmaal niet in een vacuüm plaatsvindt en zo’n vergelijking daarom relevant en verhelderend kan zijn – maar dan moet ik meer ruimte nemen om uitleg te geven bij zo’n associatie. In dit geval schoot ik mijn doel duidelijk voorbij.