In de voorstelling K-HOLE van Studio Dooie Mus op het Amsterdam Fringe Festival komen we terecht in het rijk van de fantasie van Meisje (Lindsay Zwaan). Ze is er zelf lang niet geweest. Het lijkt er allemaal wat kleiner dan het in haar herinnering was, en het veld van de melancholici kan ze zich van vroeger niet herinneren.

‘Pas op’, waarschuwt haar oude imaginaire vriend Vriendenbeest (Jelle Stiphout), ‘kijk de melancholici niet te lang aan, dan is niks dat nieuw is meer spannend of leuk’. Met tal van dit soort referenties en waarschuwingen over de grimmige wereld der volwassenen zet Studio Dooie Mus een stuk neer vol herkenning, in een originele en felgekleurde stijl, dat vanaf moment één grappig is.

In de tuin van de Tolhuistuin staat deze avond een roze graf, waar Meisje uit verschijnt. Al snel in de voorstelling verklapt een sprookjesachtige vertelstem dat het Vriendenbeest was die haar daar begraven had, al moet Meisje dat nog te weten komen. Achter het graf lichten drie wolken op, en in de struiken hangen poppenhoofden. Het ziet er op het eerste gezicht wat gekunsteld uit, maar het blijkt de vreemde fantasiewereld van de voorstelling geweldig te verbeelden. Zo ook het groezelige knuffelbeest-hoofd van Vriendenbeest en de felle gele en roze kleuren waar Meisje in gehuld gaat. Alles draagt bij aan een wereld die kinderlijk, sprookjesachtig en tegelijkertijd best eng is. Het roept tal van associaties op. De Efteling meets Alice in Wonderland meets Ik Mik Loreland (dat enge programma van KRO kindertijd, met Karbonkel, weet je nog?).

De tijd heeft in het onderbewuste van Meisje niet stilgestaan, zo blijkt. Vriendenbeest, een wezen dat door zijn onbestemde knuffelkop niet helemaal als hond of als konijn geïdentificeerd kan worden, wordt net zoals de gemiddelde volwassene geteisterd door angsten, trauma’s en existentiële vragen. Kan hij Meisje beschermen tegen de wereld van de volwassenen? En doet hij dat dan echt voor haar, of omdat hij zelf niet vergeten wil worden? En waarom heeft Meisje eigenlijk nooit voor hem besloten of hij hond dan wel konijn is?

In dit verhaal reizen Vriendenbeest en Meisje door een sprookjesbos vol Efteling-referenties naar het rijk van de fantasie. Vriendenbeest wat wantrouwig (‘Hoe zet ik dat in m’n routeplanner?’) en Meisje zonder zich af te vragen hoe ze daar eigenlijk moeten komen (‘We hoeven niet vooruit te denken, Vriendenbeest!’). Zo draait Studio Dooie Mus verhalen als Peter Pan en Alice in Wonderland om. Het is hier niet het meisje dat de wereld van haar fantasie is ontgroeid, maar de wereld van de fantasie die het meisje ontgroeid is.

Vanachter het masker van Vriendenbeest klinkt de stem van Jelle Stiphout. Hij zet met humor en goede timing een ontzettend grappig figuur neer. Ook Lindsay Zwaan speelt met plezier en overtuiging het onwetende Meisje. Met grote ogen laat ze zich leiden door het lonkende avontuur. Aan dat goede spel gaat bovendien een scherpe, voor de voorstelling geschreven tekst ten grondslag. Ook daarvoor complimenten voor Zwaan en Stiphout.

‘Het is allemaal een metafoor’, verheldert Vriendenbeest een aantal keer, ‘En die gaat maar zo ver.’ Nu wordt de metafoor inderdaad af en toe wat troebel. Als er een nieuw personage tot leven geroepen wordt bijvoorbeeld – het graf zelf – of als weer een ander personage – de regenjas – de echte vijand blijkt te zijn. Het doet afvragen wie nu precies wie begraaft en wat dat dan precies betekent.

Dat er af en toe iets valt over een auto-ongeluk, en dat het concept K-HOLE (een dissociatieve ervaring door een te grote dosis van de drug ketamine) onbesproken blijft, houdt het stuk boeiend. Zou de hele voorstelling een dissociatie zijn van de volwassen vrouw die ooit Meisje was? Zou ze verwikkeld zitten in een nare trip? Is down the k-hole het moderne down the rabbit hole? En wat dan met dat auto-ongeval? Enkel door de titel en wat onbestemde verwijzingen naar de buitenwereld creëren de makers een diepte in de voorstelling die doet napraten en naklinken.

Foto’s: Jorah Sarah