In de laatste editie van Amsterdam Poet’s Theatre van dit theaterseizoen geeft Manja Topper een eigen draai aan Romeo & Julia, door uitsluitend Julia aan het woord te laten. Wederom speelt de relatie tussen acteur en personage een belangrijke rol.

Als er een dienst is die het Amsterdam Poet’s Theatre nu al, na drie afleveringen, aan het publiek heeft bewezen, is dat het initiatief ons de kans biedt om acteurs buiten hun ‘natuurlijke habitat’ te zien. Net als in de eerdere edities met Julia Ghysels en Louis van der Waal is het in Julia (werktitel) een wonderlijke ervaring om een acteur die je normaal alleen maar in groepsverband ziet, nu eens alleen op het podium te zien staan. Het levert ook met Manja Topper een prachtige her-ontmoeting op: een kans om de acteur een volstrekt ander deel van haar podiumpersona aan te zien boren.

In Julia (werktitel) spreekt Topper, net als in de voorgaande twee afleveringen het geval was, met personen die voor het publiek onzichtbaar blijven. In dit geval zijn het de twee schrijvers van het stuk, die bij Topper thuis zijn uitgenodigd om een idee van haar voor een solo te bespreken. De huiskamer van de acteur wordt weergegeven door een ouderwetse chaise longue met daarop een draaischijftelefoon (het uitgangspunt van Amsterdam Poet’s Theatre dat er ‘geen decor’ zou worden gebruikt sneuvelde al bij de vorige editie, maar ja, ook Dogma ’95-filmmakers hielden zich niet aan hun eigen pamflet).

Die telefoon speelt een belangrijke rol in het concept dat Topper voor ogen heeft: een portrettering van Shakespeares Julia als meisje dat, zoals Topper zelf in haar tienerjaren, eindeloos met haar geliefde aan de lijn hangt. Zelfs voor mensen die het zelf niet meer hebben meegemaakt wordt de erotiek van een draaischijf tastbaar: de fysieke handeling, het wachten tot de draaischijf terug is in de oorspronkelijke positie, de uitgestelde bevrediging van het aan de lijn krijgen van je geliefde.

Het is een prachtig uitgangspunt, omdat daarmee het terugverlangen naar het verlangen centraal staat. In de ontwapenende tekst spreekt Topper dat ook letterlijk uit: ze zou graag, na een leven vol stukgelopen relaties, weer de liefde herontdekken, en gebruikt haar jonge zelf daarvoor als inspiratiebron. Naast de telefoon uit zich dat in een wegwerpcamera die Topper van haar toenmalige vriendje kreeg: ze vermoedt dat hij hoopte dat ze foto’s van zichzelf zou maken, maar in plaats daarvan maakte ze iedere keer dat ze aan hem dacht een beeld van de omgeving. Je beseft opeens de significantie van de polaroid die je bij binnenkomst in je handen krijgt gedrukt, ieder publiekslid een andere, die samen een fragmentarisch beeldverhaal van verliefdheid vormen.

Topper verbindt haar worsteling met de liefde ook met haar werk als acteur. Steeds staat in Amsterdam Poet’s Theatre centraal hoe een acteur door diens werk gevormd wordt, en welke invloed het spelen van personages op het zelfconcept heeft: hier gaat het vooral over hoe Topper door altijd met dezelfde groep mensen te spelen ook in een bepaalde dynamiek wordt gedwongen, die andere delen van haar onderbelicht laat. Ze wordt als ‘hard’ gezien, zegt ze, iets dat ze van zichzelf niet herkent, maar wel vaak in haar personages terugkomt. Julia (werktitel) laat haar van haar zachtste, meest toegankelijke kant zien, zonder dat ze daarbij haar kracht of scherpte verliest (integendeel, zou ik zelfs durven zeggen).

Zo ontstaat een wonderschone, compacte overpeinzing over fictie, realiteit, verlangen, ouder worden en het verstrijken van de tijd. Als Topper daadwerkelijk Julia speelt valt alles samen. We zien de overgave van een eerste verliefdheid, maar gespeeld door een vrouw die al door de wol geverfd is in de liefde en het leven. Het logenstraft haar eerdere uitspraak dat iedereen boven de dertien ‘te oud’ is om Julia te spelen: sure, iemand van die leeftijd zou directer een ongecompliceerde verliefdheid kunnen kanaliseren, maar juist de meerlagigheid van Toppers performance maakt het tot een rijk portret. Je zou zelfs kunnen zeggen: Topper is nu pas oud genóeg om haar Julia recht te doen.

Foto: Artun Alaska Arasli