Wat te doen als een groots opgezette en reeds verkochte productie door organisatorische problemen en personele onderbezetting niet kan doorgaan? Veel gezelschappen kiezen dan voor het annuleren van de tournee, maar de Nederlandse Reisopera kiest in het geval van Die Zauberflöte voor een semi-geënsceneerde versie. (meer…)
Voor Floris Visser betekent de geënsceneerde voorstelling van het sacre militare oratorium Juditha Triumphans van Antonio Vivaldi (1678-1741) zijn eerste regie in de grote zaal van Nationale Opera & Ballet. Hij heeft daarvoor een paar opvallende en misschien zelfs aanvechtbare keuzes gemaakt, die echter uitstekend uitpakken.
Allereerst verplaatst de regisseur de opera, die in de tijd van het Oude Testament speelt, tussen joden en Assyriërs, schijnbaar vrij willekeurig naar het einde van de Tweede Wereldoorlog in Italië. We zien geen joden en Assyriërs, maar Italiaanse partizanen tegen Duitse militairen. Die zijn voor ons toch herkenbaarder dan oudtestamentische figuren, maar wat belangrijker is: het stelt Visser in staat de rol van vrouwen in de oorlog centraal te stellen. Hij laat zien hoe verkrachting door de mannen als wapen in de oorlog wordt ingezet. Maar hij toont ook hoe vrouwen daar weer gebruik van kunnen maken om zich te weren en, zoals Judith doet, de loop van de oorlog te veranderen door de vijandige commandant te verleiden en vervolgens te vermoorden.
Gaëlla Arquez is een Franse mezzosopraan met een lage, warme stem. Zij is een prachtige, vorstelijke Judith, maar zij opereert niet helemaal alleen. Zij wordt vergezeld van een dienares Abra, door de heel jonge Polly Leech charmant en levendig neergezet. We zien ook een anonieme figurante die door de soldaten wordt uitgekleed en bedreigd. Daarnaast is er een hele groep vrouwen die door de soldaten stelselmatig wordt vernederd. De mannen worden in een vrachtwagen afgevoerd, een herinnering aan het gebeuren in Srebrenica in 1995.
Het wonderlijke is dat dit oratorium, dat nu als een opera wordt geënsceneerd en uitgevoerd, geheel is geschreven voor louter vrouwenstemmen, omdat het oorspronkelijk in 1717 voor een Venetiaans meisjesweeshuis bestemd was. Ook de Assyrische legerbevelhebber Holofernes wordt heel overtuigend door een vrouw (Teresa Iervolino) gezongen, evenals zijn adjudant Vagaus (Vasilia Berzhanskaya). Dat geldt ook voor de joodse hogepriester Ozias (Francesca Ascioti) die hier overigens weinig joods heeft: als hij gaat bidden zet hij zijn hoed af, terwijl een vrome jood dan juist zijn hoofd zou bedekken.
Het decor van Dieuweke van Reij is bijzonder mooi: een stukgeschoten barokkerk die op een draaitoneel staat, zodat wij het van alle kanten, zowel van binnen als van buiten, kunnen bekijken. De Assyriërs hebben hun kamp vlakbij en zelfs midden in het kerkgebouw opgeslagen, maar het kan ook tegelijk een plek zijn waar de nazi’s gestolen kunstwerken hebben opgeslagen, zoals het beroemde schilderij dat Caravaggio van Judith en Holofernes heeft gemaakt en dat een bijzondere rol speelt in deze voorstelling. Andrea Marcon dirigeert zijn Zwitserse ensemble La Cetra Barockorchester Basel, dat uit uitstekende solisten op barokinstrumenten bestaat, heel rustig, soms misschien iets te rustig, maar naar het einde toe steeds spannender.
Het slot van deze operavoorstelling is heel verrassend. Judith aarzelt tergend lang voordat zij haar fatale daad voltrekt. Ontroerend is het om te zien hoe zij daar bijna op het laatst nog voor terug dreigt te schrikken. Als het toch is geschied, wordt zij enthousiast toegezongen door haar medestanders, mannen, vrouwen en kinderen. Maar zij laat zien, dat zij zelf uiteindelijk geen vrede kan vinden met haar wrede daad.
Ook muzikaal gaat het hier niet simpel om de goeden tegen de kwaaien. Doordat de strenge Assyrische militairen door vrouwen worden gezongen hebben ze, ondanks veel paukengeroffel, ook gevoelige en kwetsbare kanten. De vrouwen daarentegen zijn de sterksten, juist door hoe zij hun verraderlijkheid hanteren. Deze dubbelzinnigheden maken deze DNO-voorstelling gevoelsmatig interessanter en mooier.
Foto: Marco Borggreve
“We zien geen joden en Assyriërs, maar Italiaanse partizanen tegen Duitse militairen. Die zijn voor ons toch herkenbaarder dan oudtestamentische figuren (…)”.
Welk een merkwaardige opmerking op basis van een nog merkwaardiger premisse. Waarom zouden Italiaanse partizanen en Duitse militairen voor ons “herkenbaarder” zijn dan oudtestamentische figuren? En, belangrijker: wat is het belang van deze veronderstelde grotere herkenbaarheid?
Mist het operapubliek zoveel inlevingsvermogen dat het alleen gegrepen kan worden door gebeurtenissen uit de laatste 80 jaar? Of zou er toch een enkele hoogbegaafde in het publiek zitten die begrijpt dat oorlog en oorlogsellende van alle tijden zijn, zonder dat deze notie ondersteund dient te worden door een aflevering van ‘Allo, ‘Allo! ?
Peter Franken voor Basia con fuoco:
https://basiaconfuoco.com/2019/01/27/visser-brengt-juditha-triumphans-als-propagandafilm/
Toen ik maandag 28-1 de productie bezocht voor Cultuurpers was de fut er volkomen uit:
https://cultureelpersbureau.nl/2019/01/langdradige-juditha-triumphans-bij-dno/