Toneelgroep Maastricht slaat met Kroegverhalen twee vliegen in één klap: deze theatrale ‘ontmoeting’ biedt soelaas aan zowel het gebrek aan theater- als cafébezoek in lockdowntijden. Het oubollige materiaal maakt de creatie echter uitsluitend geschikt voor verstokte nostalgici. (meer…)
Sereen, verstild, poëtisch: zoals de Amerikaanse zangeres Judee Sill het lied ‘The kiss’ zingt, zo is ook de voorstelling Judee Sill. A Californian dreamer door Sluysmans & Van Warmerdam. Ver over driekwart van de voorstelling zien en horen we de ‘echte’ Judy Sill (1944-1979), die zichzelf begeleidt op de piano met ‘The kiss’. Als toelichting geeft ze dat de ‘kus uitersten verenigt, uitersten die elk mens met zich meedraagt’.
Ze is extreem verlegen; steil haar met scheiding in het midden, stalen brilletje. Haar tijdgenoten Carole King of Joni Mitchell hebben haar overleefd. Het is onvoorstelbaar dat deze zo schuchter ogende zangeres zo’n getroebleerd leven leidde, vol drugsmisbruik, overvallen op benzinestations, hang naar zelfdestructie. Maar anderzijds had ze een grote voorliefde voor Bach en herkennen we in ‘The kiss’ Bachs mathematische partituur. Het is een geweldig goed idee van Michel Sluysmans en Vincent van Warmerdam om deze vergeten zangeres zoveel eer te geven.
Naar de vorm is Judee Sill bijzonder. Twee actrices vertolken haar rol, Lottie Hellingman als de oudere Judee en Cato van Dijck (van de funkband My Baby) als de jongere Judee. Ze zijn identiek van uiterlijk. In het mooie beginbeeld zien we dat ze samenvallen: beiden bespelen dezelfde gitaar, vier handen beroeren de snaren. Op de achtergrond trekt een onophoudelijke reeks psychedelische beelden voorbij, waarin we jagende dieren herkennen, Amerikaanse highways en flarden van gezichten. We zijn qua sfeerbeeld en kostuums helemaal terug in de seventies.
Sill groeide op met een alcoholische vader die een eigen bar runde, waar de jonge Judee als kind noodgedwongen haar dagen sleet. Na de dood van haar vader diende een stiefvader zich aan: opeens heette hij ‘haar nieuwe vader’ terwijl haar werkelijke vader ‘de oude vader’ werd. De tekst van Maria Barnas geeft geen levensbeschrijving van Judee Sill, eerder omcirkelt ze in dichterlijke taal haar dromen en verlangens, haar ongrijpbare karakter. In de rol van vader repliceert Van Warmerdam dat voor ‘sommige mensen het leven te scherp is en dat zij die scherpe kanten willen verzachten met drugs’. Deze verdediging heeft zijn dochter ter harte genomen. Met een jonge dood als gevolg.
Een ander drama in haar leven vertegenwoordigt haar eerste manager en platenbaas David Geffen, van Asylum Records. Michel Sluysmans neemt deze rol op zich, en dat doet hij fantastisch. Met zonnebril op, getrimde baard en slimme redeneringen weet hij de zangeres eerst aan zich te binden, en als blijkt dat drugs haar leven domineren, laat hij haar keihard vallen. Sluysmans benadrukt, als jongeman en later als stiefvader, dat Judee beslist niet tot de categorie mooie meisjes behoorde, integendeel. Maar lelijke meisjes doen wel meer hun best en schikken zich naar de fantasieën van de jongens.
Het lijkt of er dit seizoen ongemerkt een nieuw genre is ontstaan, dat van de dichterlijke biografie: bij Toneelgroep Oostpool kregen we een indrukwekkende versie van de levensverhalen van Pattie Smith en Robert Mapplethorpe. Flip Broekman schreef Club 27 voor de Parade over de korte levens van popidolen die stierven op hun zevenentwintigste. Rob de Graaf beschreef in Vuurvrouwen de idealen en angsten van RAF-terroriste Ulrike Meinhoff.
En nu dus Judee Sill. Opvallend aan al deze voorstellingen is het hoge gehalte aan dichterlijkheid in de teksten, die soms zelfs geheel losgezongen zijn van de biografische gegevens. Gelukkig komen we in Judee Sill heel dicht bij het getourmenteerde leven van de zangeres: de keuze voor twee Judees werkt uitstekend, de live-versie van ‘The kiss’ komt op het juiste moment en een korte levensschets aan het begin maakt indruk. De toeschouwer is meteen op de hoogte en voelt zich niet geconfronteerd met raadsels. Bovendien is er een onvergetelijke oneliner, in de woorden van Judee Sill zelf: ‘Religieuze mensen zijn bang voor de dood. Spirituele mensen zijn teruggekeerd van de dood.’
Dat tekent haar ten voeten uit: een vrouw met tedere stem die flirt met de dood; tot het fatale einde. De ene Judee ligt dood op de grond, de andere Judee zingt. En Sluysmans memoreert dat hij tijdens een LSD-trip naar Judee keek en haar zag veranderen in het skelet van een slang.
Wonderlijk. In deze recensie geen woord over de muziek. Naar mijn mening toch een onmisbaar gedeelte van deze voorstelling.
Geen muziek? Bach en zijn mathematische partituren, ‘The Kiss’ (2x), Carole King, Joni Mitchell, funkband My Baby en zangeres Cato van Dijck, ‘vier handen die dezelfde gitaar bespelen’, Asylum Records en als genre-aanduiding ‘muziektheater’: in mijn visie zit er juist veel muziek en verwijzingen naar muziek in de recensie.
Je noemt nu (in chronologische volgorde): Een componist, een nummer, een zangeres, nog een zangeres, de band die in de voorstelling speelt, een beeld uit de voorstelling, een platenlabel, en het genre.
Maar wat vond je van de muziek in de voorstelling? Hoe die werd gebruikt in de vertelling? Hoe die werd gespeeld? Welke verschillende nummers van welke componisten live werden gespeeld en in wat voor bezetting? Daar ben ik best benieuwd naar want volgens mij zat bijna overal muziek onder.
Hoop dat je het niet verkeerd opvat; maar wat mij vaak opvalt in recensies van muziektheatervoorstelling is dat er bitter weinig over de muziek zelf wordt gezegd, en met name over hoe die inhoudelijk gebruikt wordt- of misschien zelfs het grootste gedeelte van het verhaal vertelt.
Zeg het gerust als ik zit te muggenziften…