‘Bubbelcompagnieën’ heetten ze in het begin van de achttiende eeuw, de tijd dat de windhandel in West-Europa en Amerika zijn hoogtepunt bereikte. Deze compagnieën handelden niet in goederen, maar in aandelen, premies en obligaties van vaak niet bestaande ondernemingen. Iedere particulier kon inleggeld betalen en kreeg de belofte van duizelingwekkende winsten. Maar het was niets dan handel in wind. (meer…)
‘Een wirwar aan personages’: zo typeert artistiek leider Imre Besanger van Theater Kwast het treurspel Johanna Gray (1789) van Petronella Moens. En gelijk heeft hij: in vijf bedrijven die bijna twee uur beslaan treedt een nauwelijks te tellen aantal personages op, de gehele hofhouding van de Engelse Tudor-koningin Jane Grey (1537-1554). Grey heette ook wel de ‘Nine Days Queen’, die op vijftienjarige leeftijd werd geëxecuteerd.
Politieke twisten, strijd in de hoogste kringen en religieuze onmin leidden tot haar onthoofding in de Londense Tower. Slechts negen dagen was ze dus vorstin, maar staatsbelang keerde zich tegen haar. Ze weigerde katholiek te worden, uit calvinistische overtuiging.
Het is bijzonder dat in de late achttiende eeuw de schrijfster en dichter Petronella Moens (1762-1843) een treurspel aan haar wijdde, Johanna Gray. Moens gold in haar tijd als een vooraanstaand letterkundige, zeer gewaardeerd lid van enkele patriottische dichtgenootschappen en rederijkerskamers, onder meer die van Amsterdam en Gouda. Als gevolg van kinderpokken was ze slechtziend. Ze schreef christelijke verzen voor kinderen, kwam op voor de rechten van de vrouw en streed tegen slavernij.
Het is een prijzenswaardig idee van Theater Kwast, dat zich inzet voor het Nederlandse Renaissance- en Baroktheater, Petronella Moens met haar treurspel opnieuw in de aandacht te brengen; in haar tijd was Moens enorm populair, evenals enkele andere schrijvende, nu vergeten vrouwelijke collega’s. Ook zij komen dit seizoen op het toneel, onder wie Juliana de Lannoy en Katharina Lescailje.
De werkwijze van Kwast is al volgt, zoals Besanger bij aanvang uitlegt: ’s middags komen acteurs en musici bij elkaar, repeteren en brengen vervolgens met de tekst in de hand de voorstelling eenmalig voor het publiek. Dat heeft als voordeel, aldus Kwast, dat ze in betrekkelijk korte tijd dit onbekende repertoire kunnen spelen. Meer dan terecht dus ontrukt aan de vergetelheid.
De cast bestaat uit Merel Hutten (als Johanna Gray), Bert Apeldoorn, Jeremy Baker en Marius Bruin. Ze krijgen begeleiding op viola de gamba van Meidi Goh. Besanger zelf loodst het publiek door dat struikgewas aan karakters, geeft in sneltreinvaart toelichting op wie wie is en waarom hij of zij wat zegt. Van slinkse kapelaan tot Queen Mary, van bisschop tot hofbediende, van Grays moeders tot vriendin van Gray en haar echtgenoot: ze komen allemaal aan bod.
De dramatische structuur is betrekkelijk eenvoudig. In de eerste scène van het eerste bedrijf weten we al dat Gray onthoofd gaat worden, een executie die pas in het vijfde bedrijf zijn beslag krijgt. Al het voorgaande is uitstel, wegen en wikken, de politieke en godsdienstige macht tegen elkaar uitspelen. Telkens laait het ‘ach en wee’ van de veroordeelde en haar dierbaren weer op. Gray nam zeer tegen haar zin de kroon aan, en na negen dagen deed ze daarvan weer afstand wegens een verregaande machtsstrijd.
Met behulp van treffende stereotypen zetten de spelers het gehele treurspel neer. Af en toe is er plek voor mime, zoals wanneer het schavot wordt opgebouwd of als een tweetal heel vaardig roeit over de Thames naar de Tower. De rol van Gray vertolkt Hutten waardig en gevoelvol. Het feit dat de spelers het tekstboek in de hand hebben, is geen bezwaar om toch tot ingeleefd spel te komen, daarbij moet gezegd dat de ene speler meer expressiviteit en inventiviteit toont dan de ander. Van echte karakterontwikkeling is echter geen sprake, behalve bij de titelrol. Daartoe is het voorlezen toch te vluchtig.
Een probleem is wel de dictie en verstaanbaarheid, al treedt het gezelschap op in de betrekkelijk kleine zaal van Theater Perdu in Amsterdam. Misschien opgejaagd door de lengte van de tekst, gooit Besanger meteen een hoog tempo op, soms nauwelijks verstaanbaar, woorden verhaspelend, alsof hijzelf verstrikt raakt in de plotlijnen en het laat achttiende-eeuwse taalgebruik. De andere spelers nemen die sneltreinvaart over. Versprekingen zijn er volop. Dat rechtvaardigt de vraag of dit de juiste vorm is: waarom niet een bekorte versie gemaakt met meer rust en concentratie in het spel, dan alle tekst van Petronella Moens, en dat is heel wat, koste wat kost te brengen?
Toewijding en een juist gevoel voor toneel met bijbehorende timing en zeggingskracht ontbreken. Ook zou iets meer content over de schrijfster zelf niet misstaan: zij is te interessant om alleen haar naam te noemen en het gegeven dat ze blind is. Gelukkig zijn er mooie momenten, zoals het serveren van het ontbijt als pantomime, het vragen om belet bij de koning of het opbouwen van het schavot met muzikale begeleiding van de viola en een trommel. Ook de gestileerde onthoofding van Gray met een hakbijl (oh gruwelijk detail) is een theatraal juweel. Maar het is te weinig om een blijvende indruk achter te laten.
Foto: Robert de Leew