Jesus Christ Superstar ziet er indrukwekkend uit en wordt omhooggetild door een uitstekende cast. Maar het politieke commentaar in de enscenering van Ivo van Hove is te simpel.

Als er één musical van Andrew Lloyd-Webber zich goed leent voor herinterpretatie, dan is het wel Jesus Christ Superstar. Cats of The Phantom of the Opera hebben een standaardversie die in grote lijnen gelijk is gebleven, maar Superstar wordt altijd anders geregisseerd. Nu is het de beurt aan Ivo van Hove, die niet een radicaal nieuwe versie heeft gemaakt, maar wel een aantal welkome ingrepen heeft gedaan.

De meest in het oog springende ingreep is het decorontwerp van Jan Versweyveld: een rond vlak, waaromheen de toeschouwers zich bevinden en dat uitnodigt tot meer intimiteit. Niet alleen met de spelers, die zomaar een laatste avondmaal met je kunnen delen of je aanspreken tijdens klassiekers als I Don’t Know How To Love Him, maar ook tussen toeschouwers onderling. Omdat een deel van het publiek zichtbaar blijft, worden ze een beetje onderdeel van de vertelling. De parallellen tussen de laatste dagen van Jezus Christus en hedendaagse thema’s waar deze bewerking op focust – het gevaar van groepsgedrag, het blind volgen en neersabelen van een icoon – worden zo nadrukkelijker gemaakt.

Die thema’s worden direct duidelijk in de eerste choreografie van Jan Martens in deze musical. Een groep anonieme mensen in zwarte hoodies staan in een kring en wisselen voortdurend van positie en partners. Ze zijn niet alleen niet te identificeren, maar hun loyaliteit wisselt ook steeds, totdat ze in Jezus Christus (Jeangu Macrooy) hun goeroe hebben gevonden.

De cirkel is een terugkerend patroon in Martens’ choreografie. Het laat solidariteit zien tussen de discipelen van Jezus, maar kan ook een vormeloze massa worden van mensen die hun idool omringen en beklemmen. Martens choreografeert intelligent en werkt uitstekend samen met het ensemble. De spelers vormen een geheel, maar behouden toch ieder een eigen bewegingsstijl. Hij is een aanwinst voor deze musical en hopelijk voor meer musicals in de toekomst.

Sowieso hebben Van Hove en producent Albert Verlinde goed werk gedaan in de casting. Jeangu Macrooy is als Jezus Christus het serene epicentrum in de storm, maar kan ook moeiteloos de hoge noten halen als hij in Gethsemane God woedend vraagt waarom hij hem heeft uitverkoren. Magtel de Laat speelt een Maria Magdalena die niet alleen prachtig zingt. Ze houdt zich ook staande in een groep die een nieuwe wereld wil, maar nog steeds geleid wordt door uitverkoren mannen. De koning Herodes van Alex Klaasen (en Paul de Leeuw en Paul Groot als alternates) doet denken aan de presentator uit The Hunger Games: een sadist die zich voordoet als flamboyante showmaster. Dat glanslaagje is helemaal weg bij de Pontius Pilatus van Edwin Jonker, die meer vastberaden lijkt dan de twijfelende versies uit eerdere bewerkingen. Met precieze timing geeft hij de bevelen om negenendertig zweepslagen toe te dienen.

En dan het ensemble: stuk voor stuk interessante jonge performers die overeind blijven in de vele groepsscènes. In een voorstelling die gaat over de dreiging van een massa is het bijzonder om te zien hoe de ensembleleden niet verdwijnen in het geheel, maar eigen individuen blijven.

Er is dus vooral veel te zien in Jesus Christ Superstar. Visueel, maar ook muzikaal is het een bijzondere ervaring, zeker in de apotheose. Maar de politieke lading van deze bewerking is oppervlakkig. De publiciteitscampagne (“The original icon: cancelled!”) wil ons duidelijk laten nadenken over cancel culture. En inderdaad: we zien een groep mensen die Jezus adoreren en even later schreeuwen om zijn kruisiging. Wat hun idealen of drijfveren zijn blijft onduidelijk, waardoor je er elke protestbeweging op kan projecteren. Bovendien wordt in dit ensemble geen onderscheid gemaakt tussen de discipelen en de meute: de meest betrokken volgelingen van Christus kunnen hem in de volgende scène zonder duidelijke reden doodwensen. De suggestie is dat revolutionaire bewegingen zoals die van Jezus Christus gedoemd zijn zichzelf te saboteren, omdat de massa nou eenmaal wispelturig is.

Dat is een wel erg simpele lezing van activisme. De actieve rol die de staat speelt in het ondermijnen van revolutionairen komt veel minder uit de verf. In This Jesus Must Die zingen de hooggeplaatste priester Caiaphas (Richard Spijkers) en zijn collega’s dat Jezus geëlimineerd moet worden om zo de grotere beweging te neutraliseren. Maar het blijft in de lucht hangen hoe en of zij de publieke opinie tegen de superster weten te keren: dat lijkt spontaan te gebeuren. En de man die hen Jezus kan geven dient zich zelf aan.

Toch is de musical opgekomen in tijden van sociale onrust en repressie. Toen Superstar in 1971 voor het eerst op Broadway werd gespeeld, lagen de vele verdachtmakingen van de Black Panthers door de FBI nog vers in het geheugen. Twee jaar eerder werd Fred Hampton vermoord, nota bene door een infiltrant die meerdere gelijkenissen heeft met Judas. Eerdere ensceneringen waren helderder in de rol van propaganda in het beïnvloeden van de massa. Omdat dat hier ontbreekt blijft het onduidelijk waarom de discipelen zo snel van kant wisselen en zelfs de zweepslagen van Pilatus uitdelen.

Bovendien is Judas (Lucas Hamming) een te eenduidige slechterik in dit stuk. Hamming heeft de moeilijke taak om Freek Bartels te vervangen, die tijdens het repetitieperiode moest terugtreden wegens een burn-out. Hij levert in Heaven on their Mind vocaal vuurwerk af, maar het lukt nog niet om van Judas de antiheld te maken die in veel opzichten gelijk heeft over Jezus en zijn supersterrenstatus. De taalbarrière speelt hier parten – de hele voorstelling wordt in het Engels gezongen en is niet altijd even goed verstaanbaar – maar in spel en spelregie ligt ook een uitdaging. Je hebt de complexiteit van Judas nodig om de complexiteit van Jezus te begrijpen.

Dat zal een kwestie van tijd en inspelen zijn: de voorstelling is immers net in première gegaan en is voorlopig nog niet uitgespeeld. Jesus Christ Superstar mist politieke nuance, maar herrijst door indrukwekkende beelden en een overtuigende cast.

Foto: Jan Versweyveld