Nog voordat het publiek goed en wel zit, golft een vrolijk, aanstekelijk, ritmisch kabaal door de pas geopende zaaldeuren naar buiten. Alsof deze show al een uur of wat in full swing is. Van de zes performers valt vooral de gangmaker op. Met een microfoon aan de lippen zweept hij de andere vijf, en ons, op met wilde gebaren en een onwaarschijnlijk rappe woordenstroom. (meer…)
Het is een wat saaie bedoening, zodanig dat zelfs de lokaal geworven vertolkers Maria Magdalena Kozłowska en Pankaj Tiwari zich verexcuseren aan hun publiek. Je weet dan niet of ook dit element van Jérôme Bel met Jérôme Bel besproken is tijdens de zoom-repetities waarnaar men verwijst. De auteur en eigenlijk belangrijkste acteur van de avond heeft stand-ins ingehuurd. Ze kwijten zich zo goed mogelijk van hun taak als speler en regisseur, maar het verhaal van de meester blijft niet minder centraal staan.
Bel kleedt zijn afwezigheid in met ecologische argumenten, wat niet erg overtuigend is. Ze lijken eerder een welkom excuus om bij te komen van internationaal succes en dito toerschema, net voor corona.
Bel heeft een script geschreven met snedige statements over het verloop van zijn carrière. Die moeten uitleggen hoe hij gekomen is tot het besluit om niet meer te reizen en de uitvoering van zijn werk uit te besteden aan collega’s ter plaatse. Terwijl Tiwari en Kozłowska aan een klein tafeltje van een laptop zijn teksten voorlezen, worden er daarnaast op een enorm scherm uitgebreide videofragmenten van zijn werk vertoond.
Het werk van Bel, dat voor een aanzienlijk deel te zien was in Nederland, bevrijdde de danser van de inspanningen, excellentie en virtuositeit die lang voorwaarden waren om op een podium te mogen verschijnen. Bel presenteerde andere lichamen, van gewone mensen of van mensen die gewoon doen. Het was ontluisterend en bij vlagen ontroerend, voor wie Name given by the author (1994), Jérôme Bel (1995), Shirtology (1997), The last performance (1998) of The Show Must Go On (2001) ooit zag.
Zeker wanneer Bel met meer kwetsbare mensen werkte, werd zijn benadering roldoorbrekend en hebben zelfs de videobeelden nog een groot effect. De balletdanseres Véronique Doisneau die in 2004 een volle zaal in de Opera van Parijs confronteerde met de tijd die zij stilstaat in een pose, als deel van het corps de ballet tijdens de solo van de prima ballerina, is opnieuw opwindend en ontroerend tegelijk.
Ook de video-opnames van Disabled Theater (2012) en Gala (2015) laten zien hoe beperkt de wereld van de westerse dans is in zijn belangstelling voor menselijke beweging, en wat er gebeurt als je durft te laten zien wat mensen beweegt (het bekende adagium van Pina Bausch), in plaats van ze gevangen of op de plek te houden met de door de dans gecelebreerde ideeën over een ideaal (bewegend) lichaam.
De schaamteloosheid van het meedoen met muziek – iets dat de meeste mensen alleen privé doen, zonder dat er iemand kijkt – is een ervaring die door Bel podiumwaardig is gemaakt en ingezet om tradities en conventies in theater en dans van hun vanzelfsprekendheid te ontdoen, van hun voetstuk te blazen. Het was bijzonder effectief om niet de beste, de meest able-beweger op het podium te zetten, maar juist mensen waarvan zoiets nooit verwacht wordt, die normaliter alleen maar kunnen dromen van een dansje op het hoofdtoneel.
Bel verwijst direct naar zijn eigen jeugd, als hij zichzelf omschrijft als een selfmade man in de wereld van de kunst. Hij pestte zijn ouders graag met zijn voorliefde voor kunst, werd gestimuleerd door een toneelleraar in het buurtcentrum, afgewezen op de toneelschool, maar vond dan zoals vele anderen een sociale en artistieke omgeving in de experimentele dans van de jaren negentig. Waarschijnlijk moet je in Frankrijk zijn opgegroeid om kunst en persoonlijke macht of zelfverwerkelijking zo letterlijk aan elkaar te koppelen. Van het pesten van je ouders met kunst was het, zo constateert hij nu, eigenlijk een logische stap naar het irriteren van het publiek, met het neerhalen van de prestige, en het uitbuiten van de valkuilen, van die kunst.
Zijn ongenaakbaarheid in dit opzicht lijkt echter het punt van emancipatie en bevrijding voorbij geschoten te zijn. Zijn eigen faam ondergravend met saaiheid en platitudes over wat artistiek succes vermag, maakt hij van deze Jérôme Bel een soort Teleac-cursus. De voorstelling informeert en is net irritant genoeg om er niet echt bij in slaap te vallen. Door anderen uit te nodigen met zijn voorstel aan de gang te gaan, postuleert hij en passent zijn oeuvre en de hypercorrectie opvattingen die ermee gepaard gingen, als materiaal voor archieven, als naslag, voor een nageslacht – hij verwijst regelmatig naar zijn kind van achttien.
Er spreekt een groot cynisme uit de saaiheid en de voorspelbaarheid die Bel inzet om zijn publiek in te wrijven hoe weinig ervoor nodig is om de boel op zijn kop te zetten. Alsof de wereld hem teleurstelt in zijn onvermogen iets te veranderen, op het toneel of daarbuiten. Die teleurstelling, die ingebakken zit in het idee om met kunst de wereld te veranderen, wordt op de schouders van lokale kunstenaars gehesen. Wat doen ze met zijn faam en erfenis, die deuren opent zoals een optreden tijdens het Holland Festival?
Maria Magdalena Kozłowska en Pankaj Tiwari hekelen de meester zo nu en dan. Ze persifleren hem als een decadente Franse kunstenaar, iets dat hen vanuit hun achtergrond of positie niet gegeven is en kennelijk ook niet wordt geambieerd. Ze verexcuseren zich hooguit voor zijn langdradigheid. De deconstructie, waarmee Bel de wereld decennialang om de oren heeft gestaan, krijgt geen nieuw vervolg.
Tiwari verzet zich vriendelijk tegen het progressieve taboe op vliegen, als een luxe die alleen geprivilegieerden zich permitteren. Hij voert een vriend in India op, die zo met iemand in het publiek wil ruilen. Kozłowska brengt de littekens op haar door performances gevormde lijf in stelling, maar het blijft allemaal erg braaf en binnen de perken, in opdracht. Zo blijft de voorstelling een handige samenvatting van de hypercorrecte opvattingen van Bel die als een ware Pietje Bel zelf de dans ontspringt.
Het blijft onduidelijk welk contract de twee performers hebben getekend met de meester van het anti-theater. In ieder geval waren zij niet in staat het beetje ruimte dat het concept aan de uitvoerder/regisseur/performer liet, naar hun hand te zetten. Maar misschien is dat juist de wraak van Bel – dat hij via zijn buiksprekers op een nieuw nulpunt is uitgekomen, en daarmee de wereld zijn gelijk opdringt. Misschien ziet Bel dat als de wereld veranderen.
Foto: Ada Nieuwendijk