Op verzoek van Milo Rau verhielden al twee theatermakers en hijzelf zich tot de vraag: Wat is theater voor u? Hij betitelde het project Histoire(s) du theatre, analoog aan Histoire(s) du cinéma van Jean-Luc Godard). One Song van Miet Warlop is een knallende nummer vier. Deel V (Rabih Mroué) en VI (nog bekend te maken) zijn in voorbereiding.
Het verhaal is tijdloos. Een arme soldaat onderweg naar huis ontmoet de duivel en verkoopt zijn ziel, hier zijn viool, in ruil voor een boek dat hem rijkdom en macht geeft. Tegelijkertijd maakten Igor Stravinsky en schrijver Charles-Ferdinant Ramuz er aan het eind van de Eerste Wereldoorlog een actuele voorstelling van. Niet alleen door te kiezen voor een kleine productie die ‘vanaf een vrachtwagen’ gespeeld moest kunnen worden, maar vooral door te benadrukken dat elke nieuwe uitvoering aan de plaats en tijd kan worden aangepast. Precies dat deed regisseur en choreograaf Gerard Mosterd zeven jaar geleden met veel succes in Indonesië. De Nederlandse versie daar weer van is echter een gemiste kans.
Muzikaal is alles tot in de puntjes verzorgd. Het zonder dirigent spelende New European Ensemble speelt de lastige partituur van Stravinsky niet alleen met een aangenaam felle timing, maar neemt ook deel aan de handeling.
Ook de drie Indonesische dansers zijn indrukwekkend in afwisselend louter voetenwerk, een razendknappe pas de deux voor alleen handen of grimassen die verwijzen naar Javaanse maskers. Het is fascinerend om te zien hoe Gerard Mosterd de Javaanse traditionele dans koppelt aan de strakke en complexe ritmes van Stravinsky en speelt met het contrast daartussen, door te versnellen en te vertragen, dansscènes in slow-motion af te wisselen met een moordend tempo dat Stravinsky voorbijstreeft. Narratieve en droomscènes worden zo met elkaar verweven.
Mosterd liet de oorspronkelijke tekst bewerken door de Indonesische journalist en activist Goenawan Mohammad, en in zijn bewerking is de soldaat de jonge moslim Yusuf, de duivel een op seks beluste duivelin (‘mmm… lekker kontje’) en tevens verteller die aan het eind concludeert dat we er allemaal hetzelfde uitzien: mens en duivel. Doordat Mosterd ook in de dans de genderrollen omdraait, laat hij eveneens zien dat de duivel niet aan sekse gebonden is.
De keuze voor Wieteke van Dort als verteller is even opmerkelijk als voorspelbaar. Opmerkelijk omdat Van Dort al decennia slechts sporadisch in het theater is te zien. Voorspelbaar omdat zij vaker als verteller bij concerten op de bühne heeft gestaan. En bovenal voorspelbaar omdat zij een Javaanse achtergrond heeft: begin jaren tachtig creëerde zij Tante Lien voor het destijds zeer populaire Late Late Lien Show – een typetje dat zo populair werd dat ze daarmee nog altijd meteen de lachers op haar hand krijgt.
En precies daar lonkt de duivel.
Van Dort benadrukt de voor de hand liggende associatie met Tante Lien veel te veel – na driemaal ‘jelui’ en clichématig smakken in de eerste vijftien minuten begint het te opzichtig te worden. En erger, want Mosterd haalt zo niet alleen de angel uit de voorstelling, maar schiet ook in de eigen voet. Deze Nederlandse versie van Een Javaanse L’Histoire du Soldat is geen actuele, laat staan prangende versie. Integendeel, het lijkt op te veel momenten op nostalgisch zwelgen middels een typetje dat dertig jaar geleden een komische uitvergroting was, maar ook toen al vooral heimwee naar een koloniaal verleden liet zien.
Van Dort leest, speelt én danst haar rol vol verve, maar juist in Nederland had Een Javaanse L’Histoire du Soldat impact kunnen hebben die verder gaat dan lachen om weer pakweg ketoembar, pedis of jelui. Door de soldaat deel te laten maken van de Nederlandse politionele acties. Door Van Dort juist uit haar bekende rol te laten stappen. Door in Nederland met Javaanse danser een Molukse L’Histoire du Soldat te brengen. Dan zouden zowel dans, muziek als verteller aan zeggingskracht winnen. Want hoe bewonderenswaardig deze voorstelling met een klein budget ook is, na afloop voelt het geheel als een Faustiaanse uitverkoop aan de plaatselijke Pasar Malam.
Foto: Joris Jan Bos
https://www.groene.nl/artikel/de-edele-wilde-en-het-bederf
Zowel Henri Drost als Kester Freriks gaan, met hun ingeboren afkeer van het Indisch taalgebruik en de keuze van Van Dort als verteller voorbij aan de originaliteit en verdiepende lagen die deze voorstelling interessant maakt. Uit hun overhaast geschreven opiniestukken waarin onterecht wordt gesuggereerd dat er sprake is van “overheersende nostalgie en de uitverkoop aan de plaatselijke pasar malam”, komt meer de (mono culturele) oud Nederlandse bekrompenheid en een urgent onvermogen naar voren van beide heren. Ze hadden grondiger kunnen nadenken over wat ze nu eigenlijk precies hebben gezien en hoe het zich verhoudt tot wat er al is.
Drosts’ opmerking dat er geen sprake zou zijn van engagement in deze productie slaat de plank volledig mis. Hij onthuld eigenhandig zijn blinde vlek betreffende de Indische dekolonisatie geschiedenis. Een Javaanse L’Histoire du Soldat is, anders dan de impulsieve recensies van Freriks en Drost doen vermoeden, geen oppervlakkige vertoning maar een actueel en poëtisch commentaar op de complexe Nederlands-Indonesische betrekkingen.
Paul Lemaire