Twee zusters zijn tot elkaar veroordeeld in het ouderlijk huis. Ze leven vooral in de kelder, te oordelen naar de donkere muren en het licht dat van bovenaf binnenvalt. Om hen heen is het zwart, een beetje spookachtig. Verspreid over de grond liggen en staan wat rekwisieten als een trappetje, enkele gitaren, een mini stepper en blikjes etenswaren. (meer…)
Het uitgebreide programmaboek bij deze productie toont aan hoeveel onderzoek aan deze productie is voorafgegaan en met hoeveel zorg en ambitie de creatie van ‘de opera die Bach nooit schreef’ is ondernomen door de partijen die hierbij samenwerken. In het verleden hebben wel een aantal cantates, naast de Matthaeus en Johannes Passion, geleid tot ensceneringen en choreografieën en ook tot speculaties over Bachs dramatische talenten en ambities. Maar nu is er een hypothetische compositie, samengesteld met muziek van Bach op basis van een libretto van Thomas Höft op een historisch gegeven dat zich afspeelde in de eeuw vóór Bachs geboorte.
In twee uur wordt het verhaal verteld van de wederdopers die zich rond 1530 in de stad Münster verzamelden rondom de Nederlandse Jan van Leiden en een aantal getrouwen. Ze slagen erin de bisschop en zijn aanhangers te verdrijven uit de stad en de macht over te nemen met een gemeenschap van wederdopers die zich verschansen als de bisschop beleg slaat. De gemeenschap ontwikkelt zich – na een idealistisch begin – tot een wrede uitwas die polygamie (lees: verkrachting) verplicht stelt en in een paroxisme tijdens een parodie op de katholieke mis menselijk materiaal gebruikt voor de transsubstantiatie, de kern van die eredienst waarbij brood en wijn in lichaam een bloed van Christus veranderen. Dit is het begin van de apocalyps die feitelijk als een boemerang de gemeenschap van wederdopers treft in plaats van de bisschop en zijn aanhang.
Een acteur (Jobst Schnibbe) in zijn rol van de ontvluchte ex-wederdoper, Heinrich Gresbeck, doet in deze raamvertelling verslag aan de bisschop van de gebeurtenissen die zich tijdens het beleg hebben afgespeeld. Hij is de enige acteur te midden van een zangerscast en spreekt zijn teksten in een soort modern mélodrame-idioom. Die gesproken teksten zijn aangename ankerpunten te midden van al alle aria’s, arioso’s, en accompagnati die zich aaneen rijen.
De overige dozijn rollen zijn van groot tot klein goed bezet met onder anderen tenor Florian Sievers als Jan van Leiden en counter James Hall als zijn antagonist de bisschop. Bij de vrouwen komt met name in de tweede acte Cecilia Amancay Pastawski goed uit de verf als Dieuwer Brouwersdochter en het koor van de Bachvereniging presenteert zich alsof ze nooit anders gedaan hebben dan in operaproducties staan.
Een verhaal dat heel veel episodes en situaties moet behandelen en dat doet met snel wisselende scènes, en een keur aan rollen: dit alles leidt tot een wat kortademige montage. Dat wordt nog versterkt door de afwezigheid van opbouw via recitatief naar aria, zo eigen aan de barokstructuur: de aria markeert dan het eind- of omslagpunt voor het karakter. In deze opera beantwoordt alleen de scène na de pauze tussen Jan van Leiden en Dieuwer aan deze dramatische structuur. Elders voelt de opera aan als een aaneenschakeling van muzikale hoogtepunten waar de verbinding ertussen weggelaten is. Alle scènes lijken voortdurend onder muzikale hoogspanning te staan en elke acteur weet: als je in een tekst élk woord éven véél gewicht geeft, kan niemand meer volgen wat je zegt.
De makers hebben gekozen om het verhaal lineair te vertellen en daarvoor is het onontbeerlijk dat je de tekst kunt volgen, maar de woordenstroom dwingt je (indien je het Duits niet voldoende beheerst) de vertaling van de boventiteling mee te lezen en laat je dan nauwelijks de tijd om ook te volgen wat er op toneel gebeurt. Libretto en compositie hebben er ook voor gekozen de da capo-aria, een structurele bijdrage aan de dramaturgie in een barokopera waarbij het eerste deel van de aria (met variaties) herhaald wordt, niet te hanteren. Terwijl herhaling als wezenlijk onderdeel van een muzikale compositie een zeer werkzame manier kan zijn om spanningsopbouw mee te creëren, dat is van alle tijden en alle genres.
Zangers zowel als publiek worden geen rust gegund om ergens bij stil te staan, iets te overwegen, zich iets aan te trekken: het verhaal moet voortgejaagd worden, vooral in het deel voor de pauze. Dat is jammer want alles klopt eigenlijk goed: het decor op draaischijf zorgt voor aantrekkelijke beweeglijkheid en efficiënte changementen, de modern historiserende kostumering, de uitgekiende belichting, het spits en waar nodig lyrisch spelende orkest, de zorgvuldige casting, en er zijn beslist momenten waarbij dit alles bij elkaar komt en impact heeft, maar te vaak ontbreekt de aanloop ernaartoe.
En Bach? Af en toe komt er met name in de koorstukken, een bekend of minder bekend fragment voorbij dat oorspronkelijk gediend heeft in een liturgische context. De complexiteit en constructie van die koordelen overstijgen het beperkte gebruik in de scène ervan: de compositie verwijst naar heel andere lagen dan de functie in het verhaal hier zichtbaar kan maken.
De regie, aantrekkelijk in zijn beweeglijkheid, mist soms focus. Het verhaal verreist steeds een (vaak groot) aantal karakters tegelijk op toneel, waardoor het lastig is de concentratie op allemaal tegelijk te houden: soms duurt het even voordat het duidelijk is welke zanger nu precies aan het woord is.
Muzikaal leider Hernán Schvartzman geeft het volle pond en vult de akoestisch voor dit repertoire zo perfect gebouwde zaal van de Koninklijke Schouwburg met honingzoete traverso’s, meeslepende strijkers, krachtig aanwezige continuo-groep (inclusief orgel), stemmige fagotten en hobo’s en opzwepende trompetten.
De keuze voor dit thema uit de geschiedenis is ook ingegeven vanwege de in het oog springende paralellen met de hedendaagse maatschappelijke wereldwijde verschijnselen van polarisering en radicalisering. De opera op zich kan alleen wijzen op die paralellen. De toelichting en verwijzingen in het programmaboek alsmede de begeleidende educatieve activiteiten kunnen hier verdere goede diensten bewijzen.
Was het Goldoni die aan librettisten meegaf om vooral brevitá toe te passen, beknoptheid, dat wil zeggen niet te veel uitweiden en niet te veel woorden gebruiken? Het libretto van deze opera heeft zich niet gevoegd naar deze wijze raad en in combinatie met de aan elkaar gemonteerde en bewerkte fragmenten Bach, levert dit een opera op die er niet in slaagt te ademen als een opera. De juiste dosering is waar het hieraan ontbreekt
Alle ingrediënten zijn verder aanwezig: muziek van Bach, een degelijk geproduceerde voorstelling, een prima cast en instrumentalisten onder deskundige leiding, zorgvuldige regie en vormgeving en daarbovenop een actueel thema: alle voorwaarden zijn vervuld voor een mooie avond muziekdrama.
Foto: Marco Borgreve