Geen magisch ballet van choreografe Lucinda Childs in de herneming als concertversie van de fameuze minimal music-opera Einstein on the Beach van componist Philip Glass en regisseur Robert Wilson tijdens de Operadagen Rotterdam. De concertuitvoering in de grote zaal van De Doelen biedt de mogelijkheid je als toeschouwer geheel op de muziek te concentreren. (meer…)
Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Hannes Schievink. |
Britney brengt je in veiligheid als je op een feest staat waar je niemand kent. Maar heb je ooit wat voor haar teruggedaan? It’s Britney, Beach!, de afstudeervoorstelling van Isabel van Hauwe (deeltijdopleiding docent en regisseur, Toneelacademie Maastricht) brengt haar in veelvoud naar je toe.
Hoe opent een interactieve performance-installatie? Een interactieve performance-installatie opent als volgt: we worden welkom geheten door een breed lachend duo in colbertjes. Geveinsde gastvrijheid druipt tussen hun dode zinnen door. Of de eerste tien mensen ze naar de zaal willen volgen en willen blijven zitten waar ze ons neerzetten. Daarna wordt ons beweging beloofd. Er wordt gegiecheld.
In de zaal is het pikkedonker. Alleen de deuropening werpt een karig licht de ruimte in en onthult de contouren van een trappelend gezelschap. Een handjevol spelers beweegt zich als een soort ‘rattenkoning’ door de duisternis. Het kletterend geluid van hun schoenzolen die de grond raken zet de ludieke toon van het ontvangstduo door. We zullen de komende tijd in ongemak verkeren.
Terwijl het publiek hun plekken vindt rondom het decor (een grote strip van iets wat op papier lijkt, zo opgehangen dat het twee wanden en een lange vloer creëert), schuifelt de spelerstrein verder. Het gefluister en geneurie dat ze uitstoten wordt steeds beter herkenbaar als verlegen versies van Britney Spears-hitjes.
De spelers verzamelen zich in het midden van de zaal op het midden van de strook. Onder een harde spot zetten ze hun geneurie om in ‘auw’- en ‘wauw’-geluiden. De herhaling, de toon, en het moment doen denken aan opwarmoefeningen.
Langzaam verlies ik mijn focus. De spelers worden ineens heel erg spelers die iets aan het spelen zijn. Ik vergeet dat dit een voorstelling is. Ik zit op de grond te kijken naar mensen die een opwarmoefening doen. Ik herken Britney alleen nog ergens in de verzameling jeans, sneakers, en hemdjes die onlosmakelijk verbonden zijn met de y2k-trend. Met water aangelengde Spears. De ‘auwen’ en ‘wauwen’ vinden een einde. De spelers veranderen weer in spelers, en ik verander weer in een aandachtige kijker.
Als apen spelen de Britneys met de spotlight, zoals we in genrefilms neanderthalers zien die het vuur ontdekken. Alhoewel geprikkeld door deze beestachtigheid, begin ik me al snel weer af te vragen of dit eigenlijk weer een opwarmoefening is. Voordat ik een conclusie kan trekken gaan de lichten aan. Een zon verschijnt op één van de wanden. De zee klinkt over de speakers. Eén van de colbertjes verschijnt. De performatieve installatie begint nu. Bewegen mag nu. Bewegen moet nu.
De spelers staan op een rij, op ongeveer gelijke afstand, verdeeld over de strook. De strook is van hen, de vloer is van ons. Ik hoef me nooit af te vragen wat wel en niet mag. In verschillende tempo’s en beweegrichtingen sluipen we rondom de H&M-Britneys. Ze kijken naar ons. Ze kijken niet naar ons. Ze kijken naar mij. Ze kijken elk naar een ander.
Ik vraag me af of ik per ongeluk in het blikveld ben gaan staan, dus ik loop door. De ogen van één van de Britneys volgen me. Interactieve performance-installatie. Dat is als zo’n grote iPad in een museum maar dan met echte mensen. Dit is leuk.
Dit is leuk. Vanaf dat moment laat ik al mijn overwegingen over sociale kritiek en culturele normen achterwege. Hoelang blijven ze me aankijken? Totdat het oogcontact lang genoeg verbroken is? Hoelang is dat? Wat als ik achter deze meneer ga staan? Britney kijkt nog. Wat als ik achter de decorwand ga staan? Britney kijkt nog. Wat als ik één oog bedek? Britney kijkt nog. Ik ben zo enthousiast over het spelen met de regels dat ik geen moeite heb met het onderhouden van oogcontact. Iets waar ik in het dagelijks leven nogal in fluctueer.
Dit is als zo’n grote iPad in een museum maar dan met echte mensen. De spelers waren voorheen spelers die iets aan het spelen waren. De Britneys grijnzen van ponytail tot ponytail. En ik moet ook lachen want we staan oog in oog. Ik vergeet alle sociale lagen van theaterbezoek en ik sta oog in oog met Britney noch speler. Dit is leuk. Ik voel me gezien en ik kijk terug. Dit is een ontmoeting, helemaal geen eenzame theaterervaring. Ik probeer dingen te herkennen in de blik van de ander. Wanneer deze het oogcontact verbreekt, voel ik me afgewezen. Ook al weet ik inmiddels wat de regels zijn.
Terwijl het publiek stil wordt en blijft staan, komen de Britneys langzaam in beweging. Voorzichtige dansbewegingen refereren aan videoclips en concertoptredens. De Britneys treden op. En dat terwijl we het net zo leuk hebben gehad. Tijd om te rouwen om mijn spel heb ik niet. Voordat mijn hoofd een analytische houding aan kan nemen, klinkt er een variant op ‘Circus’. Ik herken de tekst. Het maakt me niet meer uit wat er wel of niet gezegd wordt. Dit is leuk.
Dit is muziek die me talloze keren heeft gered op ongemakkelijke familiefeestjes, netwerkborrels, clubnachten, autoritjes, en nu ook uit het ongemak van het theaterkijken. Ik wieg heen en weer en fluister de woorden die ik ken. De Britneys dansen harder en harder tot een stroboscoop en een vunzige remix ze tot collectieve stuiptrekkingen drijven.
Ergens is de esthetische aantrekkingskracht van delirium zoals we dat hebben gezien in de literatuur van de negentiende-eeuwse romantiek nooit weggegaan. In It’s Britney, Beach! heb ik het gewoon nog een keer doorgemaakt; de cosmetische camp van overgeseksualiseerde en oppervlakkige stimulatie en de gefabriceerde afwezigheid van persoonlijkheid was en is aanstekelijk. Ook in het theater.
Foto: STA- Toneel
Ik voelde me ook een soort ongemakkelijk omdat ik me verantwoordelijk voelde over de Britney’s hun ‘downfall’ tijdens deze voorstelling, wij (publiek) bleven namelijk maar kijken. De voorstelling zette mij daarom aan het denken over waarom we kijken, als we naar mensen kijken. En wie zijn die mensen? Maskers of echte mensen? En wie zitten er dan achter die maskers? En ook: hoe raar is het eigenlijk DAT je zomaar ongegeneerd mag kijken (ook al is dat iets wat we natuurlijk veelvuldig op sociale media via ons telefoonscherm continue doen). In deze voorstelling kan je bijna zo lang oogcontact met iemand hebben zoals je wilt, daarbij betrapte ik mezelf op de gedachte, oei wat ziet zij aan mij, heb ik niet iets tussen mijn tanden en hoe lang blijft zij me aankijken, en intussen kijk ik om me heen, zie de rest van het publiek en zie eigenlijk allemaal Britneys die bekeken worden en weer kijken.
Wat is dit eigenlijk voor toxic wereld? De stare down met de performers voelt soms bijna als een kooi, we zitten met elkaar gevangen in een fuik van gezien en gezien worden. Gefluisterd:
Like a circus, all eyes on me
Zitten we niet allemaal in een circus gevangen waarvan alle ogen op elkaar gericht zijn? Waren wat vragen die door mijn hoofd gingen.
Op een gegeven moment escaleren de Britneys even naar allemaal heftig gedans: komt dat door ons? Doordat we kijken maken we hen gek en dan, muziek wordt zachter, het lijkt alsof de performers opstaan en ineens echt beseffen: er word gekeken, alsof het scherm wordt weggehaald en we ineens voor een mili seconde echt even in contact staan met elkaar, totdat de fake smile weer opgezet wordt, snel weer terug in het keurslijf en masker wat we inmiddels beter kennen dan het echte gezicht. It’s Britney Beach laat me achter met een ongemakkelijk maar verzadigd gevoel, de vinger is naar mijn idee precies op de juiste zere plek gaan liggen en zegt met dit stuk veel over de tijd waarin we nu leven.