Uiteindelijk gaat het allemaal om de muziek in It’s a man’s world. De soulmuziek van Marvin Gaye, James Brown en Stevie Wonder garandeert een swingende feelgood avond, vol seks en funk. Maar zo makkelijk maken The Legends het zichzelf niet. Met veel respect brengen ze ook de zware omstandigheden in beeld waaronder deze legendarische muzikanten hun muziek wisten te produceren, en trekken ze de geschiedenis naar het heden.

Presentator Jeffrey Spalburg transformeert in het bruinoranje decor naar een barman uit de jaren zeventig. In zijn club komen mannen hun zorgen uiten over armoede, racisme en criminaliteit, door middel van soulmuziek.

Toetsenist Wiboud Burkens en trompettist Michael Varekamp vormen als producenten de drijvende kracht achter The Legends, maar laten bij deze voorstelling de spotlight aan anderen. Zoals aan zanger Yerry Rellum, die zowel zonder problemen de hoge noten van Marvin Gaye haalt, als met zijn laagste stemgeluid de zaal verleidt mee te zingen met ‘Let’s get it on’. Of aan altsaxofonist Yoran Aarssen, die dansend de ene swingende solo na de andere voor zijn rekening neemt, het voorpodium opzoekt en duetten speelt met de zangers.

Zanger Steffen Morrison steelt de show. Hij is minstens zo energiek als Aarssen, en weet met een beetje aandringen vrijwel de hele zaal aan het dansen te krijgen, of op zijn minst van gesloten armhouding te laten wisselen. Met het overtuigende ‘Get up!’ van Browns ‘Seksmachine’ schopt hij het hele publiek van zijn stoel, en stuurt iedereen dansend de pauze in.

Spalburg en Rellum doen hun best, maar kunnen hem slechts houterig bijbenen. Zij vormen een welkome standaard voor de zaal, waar veel ouderen tussen zitten die zich laten overhalen een danspas te wagen.

Op het achterdoek lopen filmpjes mee van dansende afro’s tijdens televisieoptredens van James Brown. De deinende vrolijke mensenmassa volgt na een zorgvuldige opbouw van eindregisseur Monique van Hinte en tekstschrijver Manoushka Zeegelaar Breeveld. De show vormt namelijk een goede aanleiding om de worsteling met racisme in Amerika en Nederland te bespreken. Worstelingen uit het verleden, maar ook die in het heden.

Spalburg spreekt voor Gaye, Brown en Wonder, en weet hun muzikale betekenis en karakters in een paar zinnen haarscherp te schetsen. Hun levens waren niet makkelijk, herhaalt hij. Marvin Gaye bijvoorbeeld was verslaafd en paranoïde. In zorgvuldig vormgegeven blauw theaterlicht fantaseert Spalburg krachtig over het laatste gesprek van Gaye, die werd neergeschoten door zijn vader. ‘Uit liefde’, denkt de barman. Filmpjes van de wijken waarin ze opgroeiden, in huizen zonder tapijt en matrassen op de vloer, geven context bij de armoede, die Rellum en Morrison herkennen uit hun jeugd.

Ironisch genoeg zijn het bij gebrek aan vaderfiguren moeders woorden die Spalburg, Morrison en Rellum zouden herhalen tegen hun zonen. Woorden die generaties teruggaan, en nog steeds waar zijn: ‘Het is niet makkelijk. Je gaat mensen tegenkomen die bevooroordeeld zijn. Maar hou je rug recht, en blijf vechten.’ Of, in de woorden van Brown, de eerste zwarte man met een eigen vliegtuig: ‘Say it loud, I’m black and I’m proud.’ Met hun aanstekelijke muziek verspreiden deze mannen in elk geval alleen maar liefde.

Foto: Eric van Nieuwland