Infinity Forever van de Kopergietery is een beeldende en muzikale theaterparel over hoe verdriet je kan opslokken, en hoe je daar weer kan uitkomen. De makers vinden de perfecte balans tussen ontroering en lichte tonen, in een uitgesproken vormgeving en speelstijl die de belevingswereld van het hoofdpersonage op prachtige wijze theatraal en invoelbaar maken.

Als Lulu’s eerste grote liefde Snipper het heeft uitgemaakt, voelt ze een leegte, een diepte, een zwart gat, en ze is bang om erin te vallen. Ze sluit zich op in haar kamer maar dat heeft geen zin: de muren openen zich en de leegte zuigt haar naar binnen, overspoelt haar met herinneringen die zo mooi waren en daarom nu zo pijnlijk zijn. Hun eerste gesprekje, die uren samen op ‘hun bankje’, een gestolen kus op een uitgerekte middag op haar kamer – Lulu moet het allemaal herbeleven. Ondertussen stelt ze zich voor hoe een sensatiebeluste boulevardshow het tweetal achtervolgt met vragen. ‘Ik ben officieel gek aan het worden.’

Met Infinity Forever brengt de Kopergietery, in eindregie van Simon D’Huyvetter, een prachtig vormgegeven theatervoorstelling over afscheid nemen en het omarmen van leegte. Gaandeweg wordt duidelijk dat Lulu’s onmetelijke verdriet om het uitmaken van haar eerste tienervriendje, een andere, diepere pijn activeert. Een afwezige moeder (niet dood hoor, houdt ze stellig vol: ‘ze is astronaut’) en een vader die daar niet over kan praten, hebben de fundamenten gelegd voor een diepgewortelde verlatingsangst, een vrees voor tijd en ruimte.

In handen van Jonas Baeke en Mats Vandroogenbroeck (die het concept bedachten en verschillende dubbelrollen vertolken) resulteert dit uitgangspunt in een komisch-ontroerende voorstelling die prachtig balanceert tussen lichtheid en zwaarte. Maria Magdalena de Cort speelt Lulu treffend en innemend, als iemand die zich soms stoerder voordoet dan ze is en zo lang mogelijk weigert zich te laten definiëren door verdriet.

Maar dat zorgt onherroepelijk voor vervlakking en distantie, afstand tot haar omgeving én tot zichzelf. De personages om haar heen lijken typetjes, perspectieven kloppen niet meer, de wereld lijkt wel van bordkarton. Dat wordt prachtig theatraal gemaakt met de cartooneske decorpanelen (die als plaatjes in een stripboek op- en afgeschoven worden) en de beschilderde kostuums van Baeke en Vandroogenbroeck, die bovendien lekker op het karikaturale af spelen en regelmatig ineens in musicalliedjes uitbarsten.

Lulu is zich constant bewust van deze artificiële context, waaraan ze zich echter niet kan onttrekken: ‘Waarom begin ik nu ineens te zingen?’ Dat maakt de onthechting van Lulu, haar gevoel wel onderdeel van de wereld te zijn maar er steeds nét niet in te vallen, heel invoelbaar en zorgt tegelijkertijd óók voor volop lichte tonen.

Lulu herbeleeft haar verdriet, ze doet een poging het verhaal te herschrijven, te becommentariëren en de narratieven om te draaien. Het werkt allemaal niet, het verdriet wordt er geen spatje minder om, de wereld krijgt er niet weer het reliëf van dat het zou moeten hebben. Pas als ze haar verzet opgeeft, haar verdriet omarmt en – in dit geval letterlijk, op haar nieuwe kamer in Parijs – een plek geeft, dan opent de wereld zich pas weer. Dan is er weer een uitzicht.

De makers bieden niet de illusie dat dat eenvoudig is of snel gaat, maar wel dat het kan. Dat is de eerlijke, en uiteindelijk toch ook troostrijke slotsom: tijd en ruimte, het zijn je grootste vijanden, maar ook heus ergens goed voor.

Foto’s: Phile Deprez