‘Brother Blue’ is een eigenzinnige collage van scènes waarin Maxim Storms spreekt, schreeuwt, declameert en dan weer zingzeggend zijn poëtische taal verklankt ***
Het Brusselse Festival Bâtard was voor de derde keer een week te gast bij het Amsterdamse Veem House for Performance. Een van de programma’s was gewijd aan theater dat speelt met het beeldscherm, waar apps en navigatie-tools beweging voorschrijven en ruimte suggereren. Het programma bestond uit Indispensable blue van choreograaf en Bâtard-curator Bryana Fritz en de Veem-productie In our eyes, a cascade van performer en choreograaf Clara Amaral, die na een eerste vertoning vorige maand in Brussel, afgelopen weekend de Nederlandse première beleefde.
Blauw speelt in beide voorstellingen een centrale rol. Volgens handleidingen voor vormgevers en belichters is het een kleur die kalmte, koelte, harmonie en gezag uitstraalt, wat verklaart waarom niet alleen politie-uniformen maar ook de mapjes op onze beeldschermen die kleur dragen.
Fritz probeert in haar werk Indispensable blue de functionaliteit van de standaardnavigatie te omzeilen. Ze choreografeert met openen en opslaan, sluiten en slepen alsof het dansbewegingen of andersinds handelingen op een podium zijn. Als toeschouwer is het moeilijk om de functionaliteit uit je systeem te laten, als je naar de projectie van haar tot theaterformaat opgeblazen beeldscherm kijkt.
De schermwereld van eindeloos opdoemende en imploderende rechthoeken of frames wordt door Fritz van een alliterende, poëtische evenknie voorzien. ‘Look lick cook, Click thick quick, Thighs, eyes digitize, sunrise…’ noteer ik in mijn schriftje. De platte vlakken en vlakjes die Fritz tevoorschijn tovert en over of in elkaar schuift, produceren steeds nieuwe frames waarin nog meer vlakken en vlakjes en titels van documenten en mapjes verschijnen, waaruit dan soms een tekst opduikt.
De principiële benadering van Fritz om het vlakke blauw van de digitale mapjes, in weerwil van de dramatische vergezichten die ons door fabrikanten normaliter als achtergrond worden aangeboden, tot een andersoortige landschappelijke ervaring om te buigen, is uitdagend. Maar het is ook een nogal droog en formeel kader voor het zwijmelen of swoonen waar de teksten van Fritz op aansturen.
De bewegingen van de cursor, soms in stilte dan weer onder begeleiding van eenvoudige digitale muziekjes, worden door haar effectief losgemaakt van de oorspronkelijke functies. Van een nieuw soort ‘synesthesie’, een nieuwe ordening van dingen die in hun samenhang een specifieke ervaring losmaken, komt het echter nog niet echt.
Clara Amaral is minder principieel in haar benadering en gebruikt in In our eyes, a cascade het frame weldegelijk als een venster, zodat een cascade aan export en import van mogelijke werelden op ons afkomt. Amaral begint met het uitspreken van een tekst temidden van het publiek. ‘Imagine this’ zijn haar eerste woorden en daarmee is de orde van de dingen in principe gegeven.
Al vertellend schakelt ze het perspectief van de toeschouwers, van een zwoel namiddaguitje richting terras naar een toeristische trekpleister met een uitzicht, die als here wordt aangeduid en doet denken aan een typisch trefpunt in een game-omgeving, vanwege het in suggesties gefixeerde, exotische uitzicht. Zo’n plek waar je een paar keer om je as kan draaien, maar niet echt kunt verder bewegen. Amaral nodigt ons uit onze telefoon tevoorschijn te halen en na het maken van een foto deze boven het denkbeeldige ravijn bij het uitzichtpunt te houden.
Phone pinching heet de sport waar Amaral naar verwijst en waarvan op Youtube talloze voorbeelden te vinden zijn. Het toerisme in eigen bubble, dat via smartphones, online platforms en games een ongekende reikwijdte heeft, wordt door Amaral heel letterlijk genomen: in plaats van de emoties van de waaghalzen die hun telefoon boven een afgrond houden te volgen, brengt ze de tuimel van het apparaat in kaart.
Ze verlegt de aandacht voor de opwinding van de telefoonbezitter naar de ruimte die de telefoon opent via de op haar eigen smartphone geïnstalleerde apps. Virtuele en reële ruimte lopen door elkaar, wanneer ze van het scherm van haar smartphone een filmpje speelt van een vrijetijdsvlieger in Kentucky. Terwijl ze de val van diens telefoon herneemt, met vertraagde beelden en stills, draait ze al pratend en schakelend tussen hergebruikte beelden en repeterende screenshots de richting van het vallen om. De blauwe lucht, waarvan we aannemen dat daar de dingen vandaan komen, wordt de peilloze diepte, waar alles naartoe valt.
Wat volgt is een zoals dat tegenwoordig heet dystopisch visioen, waarin de wereld langzaam maar zeker uit zijn gareel lekt en druppelt, en pixel voor pixel terugvloeit naar het onverschillige al, waarvan het blauw natuurlijk de afspiegeling is. ‘Forests, grasslands drive upwards. Cities dissemble. Seas, lakes and streams start dripping up, one drop at a time.’ De omgekeerde waterval, door de zwaartekracht in reverse in stelling te brengen, is een hersenoefening, door woorden en beelden, handelingen en gelijkschakelingen opgeroepen, ‘a stream of signals reaching our brains’ zoals Amaral het beschrijft.
Net als bij Fritz, is ook op enig moment bij Amaral het gedaan met mijn bereidheid om temidden van de vele beelden en schakelingen mij de moeite te getroosten om als toeschouwer de vele links te vervolmaken, de gaps te bespringen en de beroemde abyss hier en daar speels toe te greinzen.
Maar het screen-theater van Amaral en Fritz is spannend omdat het een nieuwe ruimte opent, zowel in de concreetheid van het handelen in theater als in de verbeelding die in het scherm-handelen ligt besloten. Begrippen als enscèneren en transformeren krijgen in de context van soft- en hardware een andere betekenis. Naar welke ruimte leidt de Jakopsladder, die Amaral bouwt uit een cascade van screenshots? Hoe identificeer ik mij met de omtrekkende bewegingen en zachte aanrakingen van de cursor in het doolhof van mapjes, dat Fritz haar toeschouwer voorschotelt?
Het blauw in onze schermen is eigenlijk van een vergelijkbare onverschilligheid als het blauw van de hemel. Dat die onverschilligheid iets nieuws afdwingt, tot herdefiniëring van de menselijke maat en dito handelen dwingt, moge duidelijk zijn. Zeker in Amsterdam zou het interessant zijn wanneer het werk van Amaral en Fritz getoond zou worden in de context van andere nieuwe media -, webbased – en digitale kunst, en ook de talige, poëtische gooi naar conceptualiteit in beide choreografien meer structurele aandacht kreeg.
Waar is toch die plek waar bijvoorbeeld het werk van, ik noem maar, Robert-Jan Leegte of Constant Dullaart te zien is naast dat van de kunstenaars uit het Bâtard-programma? Zodat een breder publiek gevonden kan worden voor conceptueel theater, met de levendigheid en urgentie die dit soort werk, en deze kunstenaars verdienen, omdat ze werkelijk uitdagingen aangaan.
Foto: Cillian O’Neill