In Ambient Theatre Fury onderzoekt het Vlaamse makersduo Anna Franziska Jäger en Nathan Ooms de relatie tussen digitale media en persoonlijke beleving. Existentiële vragen transformeren tot holle frasen in een merkwaardige reeks monologen, onwerkelijke ontmoetingen laten een leegte achter. De twee leggen leggen treffend de problematiek van digitale communicatie bloot, al blijven we ook kijken naar een hermetische exercitie. (meer…)
In In the middle of nowhere onderzoeken Kristien De Proost en Frederico Araujo de betekenis van ‘het midden’. Op speelse wijze laten ze de gevaren van centrisme in al zijn vormen zien.
In gepolariseerde tijden wordt er in het Nederlandse maatschappelijk debat af en toe een pleidooi gehouden voor ‘het radicale midden’. De term belooft nuance en het ideaal van de ‘gulden middenweg’, maar is uiteindelijk hol: als je je positie laat bepalen door waar de politieke uitersten zich op dat moment bevinden, is het onmogelijk om een autonome visie op de samenleving te formuleren.
In haar nieuwe voorstelling In the middle of nowhere tast Kristien De Proost op geestige wijze de beperkingen van het centrisme af. Bij aanvang loopt ze, in wit t-shirt, grijze korte broek en witte schoenen, precies naar het midden van de ruimte, dat ze door middel van een elektronisch apparaat bepaalt. Vervolgens steekt ze een monoloog af over haar eigen middens: ze is een mid-career artist van middelbare leeftijd, die opgroeide als een kind van de middenklasse, en ons plechtig belooft op een voorstelling te trakteren die zo ‘gemiddeld mogelijk’ is, te beginnen bij de lengte (1 uur en tien minuten) en zelfs het aantal woorden per uitgesproken zin (veertien).
Die beperking levert een spannende structuur op. Met een Nintendo-Switch controller houdt De Proost secuur haar limiet bij: virtuoos klikt ze per uitgesproken woord eenmaal, en de telling wordt zo op het scherm achter haar in beeld gebracht, zodat we steeds kunnen zien dat er daadwerkelijk veertien woorden zijn uitgesproken. De Proost gaat speels met het gegeven om: zo valt het je op dat een woord als ‘acht-en-veertig’ de ene keer als één woord en de andere keer als drie woorden wordt uitgesproken, en dat ze af en toe een zin van overbodige adjectieven moet ontdoen om goed uit te komen.
Helemaal boeiend wordt het als De Proost een zin niet af kan maken, waardoor cruciale informatie wegvalt. Zo maakt In the middle of nowhere op sterk poëtische wijze de beperkingen van conformisme tastbaar: wie zich te zeer op het midden richt, ziet slechts een beperkt deel van de werkelijkheid.
Hoewel die politieke boodschap in eerste instantie impliciet blijft, omdat De Proost ons vooral op een reeks feiten over gemiddeldes en middens trakteert, sluipt de kritiek op centrisme ook langzaam in de tekst. Door stil te staan bij de arbitraire zaken die de (westerse) mens tot norm heeft verheven, zoals geografische grenzen, taal en sociale omgangsvormen, en die te laten contrasteren met voorbeelden uit andere culturen, tijdperken of het dierenrijk, klaagt De Proost subtiel antropo-, etno- en andere vormen van centrisme aan.
De strenge kaders die De Proost zichzelf oplegt, worden naarmate de voorstelling vordert steeds verder ondermijnd. Dat gebeurt zowel door het geluidsdecor, dat steeds meer een kakofonie van dierengeluiden wordt dat door de strak georganiseerde menselijke werkelijkheid heenbreekt, als door het plotselinge opduiken van een andere performer (Frederico Araujo). Precies eender gekleed als De Proost, lijkt hij een soort spiegelversie van haar – met zijn genderfluïde uitstraling en zijn compleet verschillende performance-stijl is hij ogenblikkelijk een disruptief element in haar obsessief geconstrueerde voorstellingkader.
In eerste instantie blijven De Proost en Araujo van elkaar gescheiden – door middel van een donkerslag wisselen ze elkaar af – maar langzamerhand vloeien hun werelden in elkaar over en vormen ze een synthese. Het leidt tot een veel chaotischere tweede helft van de voorstelling, die mooi de rijkdom van een omarming van verschillende perspectieven laat zien, maar prikkelend genoeg ook een beetje doet terugverlangen naar de schoonheid van het virtuoos geconstrueerde begin. Zo laat In the middle of nowhere zowel sterk de aantrekkingskracht van de ordentelijke en overzichtelijke status quo zien, als de rijkdom (en het morele imperatief!) van non-conformisme.
Het slot, waarin de makers een beeldschone liminaliteit tussen fictie en werkelijkheid creëren, is de perfecte afsluiting: De Proost en Araujo sturen de kijker naar huis met een ‘midden’ dat juist geen houvast biedt.
Foto: Vibe Stalpaert