Als je door het trappenhuis van Broedplaats Lely in Amsterdam Nieuw-West omhoogloopt en door het raam over de Lelylaan kijkt, zie je in de verte de woorden ‘speelplaats’ in lichtgevend rood op het treinstation staan. Even denk je te hallucineren en je kijkt nog een keer heel goed. Ja, het staat er echt. (meer…)
Kun je teruggaan naar iets wat je niet kent, waar je nog nooit bent geweest? Terug naar het verleden en daarmee vooruit naar de toekomst? In de nieuwe voorstelling van Dood Paard, In die nag, een tekst van Rob de Graaf, ontvlucht een gezin (vader, moeder en twee volwassen zoons) Nederland. Of eigenlijk vluchten de ouders, vanwege deceptie en ergernis over het leven in overgereguleerd Nederland waar je niet meer je eigen levenswandel kunt bepalen.
Ze willen naar Zuid-Afrika, waar het land nog ongerept is en de mensen puur zijn. De zoons zijn door gebrek aan zelfstandigheid gedwongen om mee te gaan. The American dream, maar dan op zijn Hollands, dus gedrenkt in een wezenloze lethargie.
In feloranje kleding over strakke al even feloranje lycra pakken staan de vrouw (Manja Topper) en haar drie mannen te schreeuwen vanaf het balkon van het Frascati café. Dat ze het niet meer uithouden in een land waarin je geen vrije keuze meer hebt en het supermarktassortiment je dwingt om kiloknallers te kopen. ‘Vluchten is de plicht van de zelfbewuste mens,’ vindt vader Marien (Jongewaard). En dus gaan ze weg, vader en moeder vol dromen en hoop, de zoons omdat ze geen andere weg kunnen bewandelen. ‘Van mislukking naar illusie,’ zoals zoon Joachim zegt.
Na de balkonscène wordt het publiek op opzwepende oerwoudklanken de zaal in geleid. De spelers dragen nu dierenpakken en voeren eerst een reinigingsritueel uit. Even later verandert de tribune op verbluffend eenvoudige wijze in een droomachtige tent. In dit deel komt de reis aan bod. Als verstekelingen in een container op een schip hoopt het gezin op een rooskleurige toekomst. De zalvende toon van de spelers is een choquerend contrast met hun banale kortzichtigheid van daarvoor, twee even onoprechte kanten van dezelfde medaille. Vooral de anders zo grillige Gillis Biesheuvel is in dit deel zo glad als een aal en toont zo zijn acteursexcellence.
In het derde deel, in Afrika, zien we de restanten van de familie. Ze spreken Afrikaans met een zwaar Hollands accent en wonen op een camping voor white trash. Geen sprake van verbetering, van vrijheid of terug naar de essentie. Werkeloos en angstig om hun bezit te verliezen, zitten ze de hele dag stil. De zoons hebben het misschien nog wel het beste getroffen: zij hebben het dier in zichzelf gevonden – ten koste van een meisje dat per ongeluk naar hen lachte.
In die nag is een ongemakkelijke, snel naar saaiheid neigende voorstelling. Rob de Graaf koos een thema dat niet erg urgent meer aanvoelt: hoe tekenend voor deze tijd is nog de wens van de gemiddelde Henk of Ingrid om het land te verlaten? De Graaf werkt het onderwerp wel nauwkeurig en vakkundig uit: van elk personage is de ontwikkeling perfect te volgen. Maar het geheel roept door de uit alle poriën gutsende onverschilligheid een enorme weerstand op. En dan duurt zo’n praatvoorstelling al snel te lang.
(foto: Sanne Peper)