Met het operadrieluik Il trittico (1918) neemt componist Giacomo Puccini de bezoeker mee in drie werelden, drie eenakters: een bruusk  stuk over een crime passionnel, een diep doorleefd religieus deel en een kostelijk humoristisch slotakkoord. De ontstaansgeschiedenis van het drieluik wortelt in verschillende toneelstukken en uiteenlopende libretto’s, betrekkelijk complex en een studie waard.

Dat staat allemaal treffend beschreven in het programmaboek van De Nationale Opera, die Il trittico met een nieuwe productie op het repertoire neemt. Maar ook zonder die boeiende historische kennis, is de uitvoering in de regie van de Australisch-Duitse regisseur Barrie Kosky moeiteloos te beleven. Samen met dirigent Lorenzo Viotti en een sterke cast zorgt de Opera voor een compacte, lyrische én emotionele uitvoering.

Het is een bonte mengeling aan plotten en personages die Puccini presenteert. Regisseurs uit het verleden hebben aldoor geprobeerd de drie vertellingen tot een eenheid te smeden. In het programmaboek stelt Kosky dat hij dat nadrukkelijk níet wil: hij ‘zoekt in zijn regie niet naar een totaalconcept, maar benadert iedere eenakter als een wereld op zich’. Interessant is het dan, dat je als toeschouwer juist een groot idee van eenheid krijgt. Dat komt in visueel opzicht allereerst door het zonder meer briljant-inventieve decor van Rebecca Ringst, dat is opgetrokken uit reusachtige panelen die in verschillende hoeken ten opzichte tot elkaar komen staan. Lichtontwerper Joachim Klein zorgt voor schaduweffecten op die panelen. De eenheid ontstaat ook doordat een aantal zangers in al  de verschillende vertellingen optreedt. Zo ontstaat een samenhang die meer is dan een optelsom van drie delen.

Het eerste stuk van deze virtuoze parade is Il tabarro (De mantel), dat zich afspeelt op een schip, verbeeld door een reusachtige boeg waaruit een loopsteiger tevoorschijn komt. Er wordt gewerkt, gedanst, gedronken; het vertrek van het schip dat afgemeerd ligt aan de oever van de Seine, is nabij. Giorgetta is getrouwd maar ze is verliefd op Luigi. Als haar man Michele slaapt, heeft ze een afspraakje met hem. Op ingenieuze wijze vormt de scheepsromp de plek voor heimelijke ontmoetingen. Maar Michele betrapt het stel, zint op wraak en slaat toe: hard en genadeloos. In Kosky’s regie extreem schokkend. Bariton Daniel Luis de Vicente als Michele staat in het beginbeeld hoog op de loopplank, met dreigend silhouet.  Zijn zwarte mantel zal gaandeweg veranderen van plek om te schuilen in de liefde tot doodskleed. De Amerikaanse sopraan Leah Hawkins als Giorgetta en tenor Joshua Guerrero in de rol van de minnaar zorgen ervoor dat je meeleeft met hun passies, maar er zijn vooral in Luigi’s poëtische tekst tal van vooruitwijzingen die duiden op de dood, op vergankelijkheid van liefde hoe hartstochtelijk die ook is.

Nog een verbindende factor: de dood. Het middendeel heet Suor Angelica waarin de Russische sopraan Elena Stikhina aarde en hemel met elkaar probeert te verzoenen, tot de dood erop volgt. Zij doet als ongehuwde moeder boete in een klooster wegens overspelige liefde (nog een motief!) en het kind dat ze kreeg moest ze vlak na zijn geboorte afstaan. Haar tante brengt haar een fataal bericht over haar zoontje, dat ze verschrikkelijk mist. De rol van de tante wordt bijna angstaanjagend vertolkt door de Amerikaanse mezzosopraan Raehann Bryce-Davis die optreedt als een zwarte engel met de sleep van haar jurk als vleugels, naar kostuumontwerp van Victoria Behr. Het verstikkende kloosterleven verbeeldt de regie in een strakke choreografie waarin de nonnen die hun leven wijden aan de Maagd Maria anonieme, in paars geklede marionetten zijn. De enige die eruit springt is zuster Angelica. Zij zal uiteindelijk boeten voor haar verleden.

Deze eenakter was Puccini’s lievelingsstuk en hij werd furieus als die werd weggelaten of zelfs vervangen door een andere eenakter. Kosky en Viotti bouwen deze moedertragedie op vanaf een ingetogen religieuze toewijding naar een extreem heftig slot. Het is duidelijk dat Kosky snel, vaardig en met strakke dramatiek de verhaallijn ontwikkelt. De religieuze reminiscenties aan Christus’ kruisweg van lijden tot inkeer en overgave aan de wil van God geven Suor Angelica een ingetogen sfeer. Maar er is meer: het hemelse erbarmen dat de zuster verlangt, doet haar beseffen dat zelfdoding een zonde is. Dat brengt haar in een hevig dilemma, door Stikhina prachtig vertolkt met een bewogen vocale gloed. Dat zij haar eigen gifdrankje brouwt uit bloemen is rijk aan symboliek: bloemen en dood, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in dit verhaal van uitersten dat uiteindelijk terechtkomt bij de goddelijke genade.

Deel drie, Gianni Schicchi, is een schaamteloze komedie over geldzucht na het overlijden van de pater familias. Hier gaan regie, zangers en het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van Viotti helemaal los in een commedia dell’arte-figuratie die lekker platvloers is, met personages als stripfiguren en een cartoonesk bewegingspatroon. Ook nu zingt Daniel Luis de Vicente de dragende rol die de aasgieren van de familieleden confronteert met hun perverse hebzucht. Een mooi rustpunt in deze kakofonie van drukte, vetes en gedoe is de beroemde aria O mio babbino caro door Schicchi’s dochter Lauretta, puur en zuiver vertolkt door de Russische sopraan Inna Demenkova als een verliefd tienermeisje dat haar liefdesdroom wil verwezenlijken.

Viotti weet het orkest bijna swingend door de partituur vol klankexplosies, grillige syncopen en ironische muzikale wendingen te leiden; de melodielijn van O mio babbino caro komt in uiteenlopende variaties terug, soms met innig gevoel, soms ronduit burlesk. Dit slotdeel is de enige komedie die Puccini schreef. Kosky zet alles heftig en krachtig aan, soms over de top met zeer nadrukkelijke regievondsten en pasteuze contrasten, daarbij aansluitend bij de klankkleur en dynamiek van het orkest. Uiteindelijk vormt dankzij al die eenheid scheppende elementen Il trittico een volwaardig geheel over liefde en dood, met als uitersten religieuze genade en menselijke hebzucht. Dirigent Lorenzo Viotti verwierf bekendheid omdat hij een jong publiek aan zich weet te binden; in samenwerking met regisseur Barrie Kosky is dat in deze Puccini bijzonder goed gelukt.

Foto: Monika Rittershaus | De Nationale Opera