Onlangs ondertekenden De Nationale Opera, de Nederlandse Reisopera en Opera Zuid een convenant om hun samenwerking op het gebied van talentontwikkeling te intensiveren. De drie gezelschappen gaan ieder jaar een coproductie maken. Een mooi initiatief, dat met de online première van Donizetti’s opera L’elisir d’amore ook meteen op veelbelovende wijze op het podium vorm kreeg. (meer…)
In een decor dat letterlijk uit meer dan duizend kledinghoezen bestaat, zien we tijdens de ouverture het net getrouwde stel Carolina en Paolino. Hun liefde en zeker hun huwelijk moet echter vanwege het standsverschil geheim blijven, dus kleden ze zichzelf snel om in hun dagelijkse kloffie en verbergen ze de huwelijkskleding in twee van de ontelbare hoezen. Er wordt geen woord gesproken of gezongen, maar het is glashelder wat er gebeurt. Het is kenmerkend voor een productie waarbij de boventiteling bijkans overbodig is.
Dat is, eerlijk gezegd, maar al te vaak anders. Door het al dan niet geforceerd verplaatsen van de handeling naar een geheel andere tijd en plaats, is uit wat op het toneel is te zien lang niet altijd duidelijk wat er nu eigenlijk gezongen wordt. Daar is niet per definitie iets mis mee, en het kan prachtige operaproducties opleveren, maar ook rampzalige. Regisseur Monique Wagemakers laat echter overtuigend zien dat het wél kan: met een enorme knipoog naar het verleden een even tijdloze als eigentijdse versie tonen van een vrijwel vergeten opera uit de tijd van Mozart.
Domenico Cimarosa (1749-1801) was na de dood van Mozart de beroemdste opera buffa componist van zijn tijd en verving Salieri aan het hof van Ludwig II. Die vorst was in 1792 zo enthousiast over de eerste uitvoering van Il matrimonio segreto dat hij na afloop de hele cast op een diner trakteerde waarna de hele opera als toegift nogmaals werd uitgevoerd. Cimarosa’s toekomst leek glorieus, maar drie weken na de première overleed Ludwig II en van zijn bijna tachtig opera’s geniet louter Il matrimonio segreto nog enige bekendheid. In ons land werd de opera zowel in het Italiaans, Duits en Nederlands gebracht, zelfs viermaal door wat nu (weer) de Nederlandse Reisopera heet. Vlak voordat het gezelschap naar Enschede verhuisde bracht de Nederlandse Reisopera in 1955 Het geheime huwelijk, een jaar later eveneens in het Nederlands als Opera Forum 1956, in 1975 volgde de Italiaanse versie, net zoals Opera Forum Jong in 1989 deed.
Die laatste betrof een talentproductie, en meer dan vijfentwintig jaar later is ook deze nieuwe productie grotendeels gemaakt door aanstormend talent, maar met dit cruciale verschil: voor het eerst slaan de drie BIS-operagezelschappen (De Nationale Opera, De Nederlandse Reisopera, Opera Zuid) de handen ineen, terwijl in de orkestbak het Nationaal Jeugd Orkest zit en decors en kostuums ontworpen zijn door de winnaars van de eerste Dutch Opera Design Awards – die overigens uit Italië komen. Operatalent kent immers geen landsgrenzen, en het ‘talent’ dat hier te zien is, is stuk voor stuk van internationale klasse.
Het libretto van Giovanni Bertati is flinterdun. Het huwelijk tussen de bediende van graaf Robinson en Carolina, dochter van de rijke koopman Geronimo, moet geheim blijven. Geld heeft Geronimo genoeg, dat wordt slim geïllustreerd doordat hij in het eerste bedrijf constant met een kassa sleept, maar hij wil meer status door een van zijn dochters uit te huwelijken aan een man van adel. Als de graaf niet valt voor Elisetta maar voor haar zusje Carolina én de zus van Geronimo als weduwe Fidalma haar zinnen heeft gezet op Paoline, liggen de komische verwikkelingen voor de hand, maar het libretto biedt weinig meer dan een middelmatige klucht, die aan het eind ook nog eens in een razend tempo tot een volkomen ongeloofwaardig goed einde wordt gebracht.
Maak daar maar eens wat van, want ook de muziek van Cimarosa is ontzettend voorspelbaar. Het begint al bij de eerste drie akkoorden van de ouverture die meteen doen denken aan Mozarts Die Zauberflöte – niet geheel toevallig een jaar eerder met veel succes in première gegaan. Maar waar Mozart de muziek een dramatische functie meegaf, zijn de noten van Cimarosa louter behendig, soms zelfs vooruit wijzend naar Rossini (ook al zo’n veelschrijver), maar altijd veilig.
Maar er wat van maken, precies dat doet het artistiek team meer dan overtuigend. Francesco Cocco (decor) en Fedrica Miani (kostuums) blijken een perfect team, waarbij alles tot in details klopt en kledingstijlen allemaal een functie hebben. We zien paniers, hoe breder hoe rijker en dus heeft Fidalma (zij kan door haar aandeel in de zaak van haar broer op te eisen hem failliet maken) niet alleen de breedste jurk, maar ook de breedste pruik. Van een halve eeuw later is de crinoline van Elisetta, die ook terugkeert als de metershoge hoepelrok die tevens bruidstaart is. Beiden dragen echter een tule, wat van weer ruim een eeuw later is, maar naadloos aansluit op de spijkerbroek en leren jacks die Carolina en Paolina dragen als zij als ware ‘rebels without a cause’ op de vlucht willen slaan.
Wanneer het geheime bruidspaar niet anders kan dan alles opbiechten, doen de kledinghoezen als vanzelf denken aan bodybags. Alle lijken uit de kast in een nachtelijke slotscène waar, uiteraard, alleen Fidalma nog een pruik draagt, zij het met krulspelden. En vanzelfsprekend zijn alleen Carolina en Paolino de hele opera pruikloos.
De regie van Monique Wagemakers sluit hier perfect op aan. De afwisseling tussen schaamteloos schmieren en meer ingetogen passages, tussen klucht en oprechte woede, versterkt hier een zwak libretto. Prachtig is het gekibbel tussen beide zussen, erg fraai het einde van het eerste bedrijf in bijna totale duisternis waar alle solisten door elkaar zingen, maar waar door het schuiven met lichtgevende ‘paspoppen’ glashelder de onderlinge verhoudingen zichtbaar worden, zoals eerder al in slow motion bij de eerste grote aria van Robinson.
Wagemakers zorgt met haar regie bovendien voor symmetrie binnen en tussen beide bedrijven, waardoor deze Il matrimonio segreto de aandacht blijft vasthouden. Zij wordt daarbij geholpen door het vocale en acteertalent van alle solisten. Michael Wilmering (graaf Robinson) zingt de omgekeerde bravoure-aria, waarin hij juist zijn slechte eigenschappen benadrukt, geweldig, terwijl zijn tegenspeelster Florie Valiquette (Elisetta) met alleen al haar gezichtsuitdrukking een breed scala aan emoties toont. Het is onmogelijk om net als Robinson niet meteen verliefd te worden op Lilian Farahani (Carolina) en hoe Hanna-Liisa Kirchin (Fidalma) ogenschijnlijk gemakkelijk een aria zingt terwijl ze haar lipstick even bijwerkt is een raadsel. Mikheil Kiria (Geronimo) schmiert het meest, maar vol overtuiging. Bij dit alles dreigt tenor Miloš Bulajić (Paulino) ietwat onder te sneeuwen, maar in zijn solo’s toont ook hij niet zomaar een talent te zijn.
In de orkestbak sprankelt het Nationaal Jeugd Orkest onder leiding van Benjamin Bayl af en toe iets te uitbundig, maar nergens wordt de balans tussen orkest en solisten uit het oog verloren. Vooral de blazers hielden precies op de juiste momenten in. Het eindresultaat is een fantastische uitvoering van een middelmatige opera. Naar verluidt volgen meer talentproducties van de drie grote operagezelschappen. Hopelijk wordt dan gekozen voor bijvoorbeeld Strauss of een relatief jonge Nederlandse componist als Michel van der Aa. Vijf sterren kunnen dan niet uitblijven.
Foto: Hans van den Boogaard