Zelfs als de muziek hetzelfde is, is de wereld dat niet. Onze vier jaargetijden vloeien steeds meer in elkaar over. O, de zonde… Vivaldi draait zich 365 keer om in zijn graf.

Driehonderd jaar geleden zag de bladmuziek van De vier jaargetijden het licht. Dat gebeurde overigens in Amsterdam, als deel van de concertbundel Il Cimento dell’Armonia e dell’Inventione. Vivaldi onderscheidde zich van zijn tijdgenoten door geluiden van natuur en mens na te bootsen met instrumenten, ook liet hij de partituur vergezellen door sonnetten. Zo kwam de muziek tot leven met babbelende beekjes, jacht en dieren. In deze voorstelling, genoemd naar de hele bundel vioolconcerten, horen we een recente opname van ensemble Gli Incogniti, onder leiding van barokviolist Amandine Beyer. Samen met de dansorganisaties Rosas en A7LA5 blazen ze de muziek nieuw leven in.

Na een knipperlichtshow van tl-buizen, die aan weerszijden en achteraan het toneel staan, komt danser Boštjan Antončič in stilte op ons af. Vooraan het podium blijft hij staan. Dan schiet hij met de juiste vertraging en versnelling van de ene naar de andere pose, alsof hij niet kan kiezen wat voor standbeeld hij wil zijn. Hij danst als een paard, stampt met zijn voet, het publiek hoest. Dit zijn een tijd lang de enige geluiden die we horen.

Dan begint de muziek en wordt op een scherm in het Italiaans het verloop van de seizoenen aangegeven. De muziek blijkt een grillige aanwezigheid, vaak is er stilte en moeten de dansers die met hun eigen lichaamsgeluiden opvullen. Onder hen een groot wit vierkant met daarop elliptische patronen van witte strepen die op de zwarte vloer, buiten de oevers van het vlak, pas goed zichtbaar worden. Daarboven dansen ze tezamen en alleen, in eveneens elliptische bewegingen die van buiten naar binnen gaan, en weer terug. Niet altijd in perfecte symmetrie en af en toe verlaten ze hun banen. Logisch, de seizoenen lopen tegenwoordig immers ook door elkaar heen.

Kostuumontwerper Aouatif Boulaich heeft de dansers weer in een atletisch jasje gehesen: boksbroekjes, sneakers en doorzichtige mesh-shirts. Door de voorstelling heen staan ze wisselend rondom het grid van lichtbuizen aan de zijlijn te wachten. Het tafereel doet denken aan gymlessen, waar de laddersporten van schuiftribunes geregeld de wanden opklimmen. Net als daar wordt hier geapenkooid. Er wordt gebriest, geblaft en met het hoofd van een danser gebasketbald. Tussen poses door wordt er gegaloppeerd en gefladderd. Later maken veren plaats voor dienbladen van flanerende obers zonder haast om bij hun tafel aan te komen.

Lav Crnčević en José Paulo dos Santos tapdansen een thema uit Primavera. Dat doen ze voortreffelijk – ik hoor de muziek! – en ben niet de enige, voor hun duet worden ze door de zaal beloond met een applaus. In de zomer spartelt Nassim Baddag als een vis in de woestijn, terwijl de rest met hun broek op de enkels delirisch ronddoolt. Later staat hij op zijn hoofd en hypnotiseren zijn benen het publiek, ze vloeien als vlaggen in de wind. Uiteindelijk hebben vier vogels zich genesteld in de t-shirts van de dansers, die af en aan op ons afschaatsen. Na deze paringsdans trekt een doek onderaan de achterste tl-buizen op, een donkergeel licht blijft over.

De voorstelling loopt ten einde. En nog een keer. En nog een keer. Wellicht is dit een onvermijdelijk probleem wanneer je seizoenen behandelt. Het stelt de makers voor een opgave: na verscheidene schijneindes moet de daadwerkelijke afsteken om het stuk goed af te sluiten. Dat doet hij. Het wordt donker, en we horen een gedicht van Asmaa Jama. Een uitvlucht om ter afsluiting het woord te laten neerstrijken? Wellicht. Vivaldi eindigde zijn wintersonnet (ieder seizoen had er één) met vreugde, Jama niet. Geen inverno (‘winter’), maar inferno; ze beschrijft een wereld die meer hel dan aarde is, en op die noot eindigen we.

De lijnen op de vloer, de met regelmaat verlaten banen waarin de dansers bewegen, de onleefbare wereld die overblijft; er zit duidelijk een plan achter. Dat plan boeit steeds minder, maar gelukkig is er het spel. De dansers maken plezier, het publiek gniffelt en grinnikt, en Jama’s gedicht is de zwartglanzende kers op de gelaagde, ingezakte taart.

Wanneer de dansers voor de laatste keer opkomen, draagt een van hen een keffiyeh. De vrouw naast mij jodelt strijdkreten, het al daverende applaus ontsteekt met nieuw geweld. Tijdens het nagesprek blijkt dat choreograaf Radouan Mriziga van A7LA5 en medechoreograaf Anne Teresa De Keersmaeker van Rosas geschiedenis delen: beiden treffen natuur en landschap aan wanneer zij op hun jeugd terugblikken. Het stuk is dan ook een alarmerende herinnering aan de urgentie die de wereld van ons vraagt. Ik ontvlucht de bitterballen en het geborrel en vertrek, de boodschap gehoorzamend, naar buiten. Klimaat en genocide lossen we immers eerder op straat, dan binnen het theater op.

Foto: Anne Van Aerschot