Besta je wel als niemand je ziet? Sinds de negentiende-eeuwse sofa van Freud weten we dat een mens die zich onvoldoende gezien voelt een grote kans maakt om ongelukkig te worden. Meer dan honderd jaar later wordt het misschien tijd om te discussiëren over de definitie van ‘onvoldoende’. De liefde van een vader of moeder is een evident noodzakelijke voorwaarde, maar wat met de blik van verderafgelegen figuren als vrienden, kennissen, Facebookvrienden, volgers? Hoeveel volgers en hoeveel likes zijn ‘voldoende’ om dat in wezen erg natuurlijke verlangen naar aandacht te stillen?

Over het exploderende narcisme van de mens in dit selfie-tijdperk is al veel inkt gevloeid, maar de regie van artistiek leider René Geerlings bij BonteHond maakt de omvang en de tragiek ervan heerlijk aanschouwelijk. IK fileert in een fris en geestig samenspel van tekst (Eva Gouda), visuals (Karl Klomp) en muziek (REINDIER) de huidige aandachtsverslaving en doet dat genadeloos, maar zonder met het vingertje te zwaaien. Ook de locatie, in ons geval het Oerol-eiland Terschelling, wordt op zijn volle sterkte ingezet.

Op de top van een duinpan verrijst een LED-scherm van zes meter hoog – als een totempaal, een menselijk landmark in een voor de rest verstild natuurgebied. Het zal de meeuwen en het duingras worst wezen wat er precies te zien is maar wij, digital natives, worden vanzelf naar het scherm gezogen. We kijken in de uitvergrote ogen van Victor Victor (Felix Schellekens), de wat demonische goeroe die ons verwelkomt op dit therapeutische I-land, waar overgeconnecteerde westerlingen in isolatie worden gestuurd om zichzelf terug te vinden. Want alleen losgeweekt uit dat verderfelijke wij, uit de blik van de ander, kan het ‘ik’ terug betekenisvol worden.

Het gezin van Marja (Lottie de Bruijn) is net gearriveerd na een incident waarbij dochter Lieve (Ayla Satijn) – bewust of niet? – zichzelf in brand heeft gestoken en nu verminkt door het leven gaat, zij het met 16 miljoen volgers voor haar vlog. In het verschil tussen moeder en dochter is prachtig af te lezen hoe het oerprobleem van het narcisme zich in onze eeuw heeft verbreed: is Marja nog het slachtoffer van een ‘analoge’ gezinssituatie waarin ze het onderspit moest delven tegenover haar extreem egoentrische zus Astrid (Eva Zwart), dan heeft de strijd om zichtbaarheid zich bij Lieve verlegd naar zowat het hele internet – een hopeloze, uitputtende worsteling. Vader Marco (Dionisio Matias), als personage mager uitgewerkt, worstelt op zijn beurt met een traditionele midlifecrisis.

Victor Victor stuurt de gezinsleden – plus Astrid, die onverwachts opduikt – de isolatie van de natuur in om de laagjes beeldvorming, leugens en schone schijn die hun ware ‘ik’ bedekken af te pellen. Een pijnlijk proces, waarbij steeds duidelijker wordt wat die Weense psychiater ook al wist: dat een extreem narcisme helemaal niet wijst op een extreme zelfliefde, maar juist op een totaal gebrek daaraan. En dat het oppervlakkige, snoeverige gedrag van de vier eigenlijk moeten gehoord worden als schuwe kreetjes van wanhoop. ‘Je m’aime?’ Vergeet het. In het binnenste van deze vier gaapt een leeg zwart gat. Of zoals Lieve cynisch vaststelt: ‘Als m’n vloggers niet weten hoe het met me gaat weet ik het zelf ook niet.’

Zowel de gelaagde tekst van Eva Gouda als het uitgebalanceerde spel – ergens tussen heerlijk vet en onverwachts kwetsbaar – zorgen ervoor dat we gaandeweg de mensen leren kennen die schuilen achter de window-dressing. De moeder blijkt ondanks al haar onnozele sterallures een tedere verbetenheid in zich te dragen, de hysterische puber – ‘Ik heb hier geen bereieieieiek!!!’ – beseft zelf verdomd goed dat ze niet op een eiland zit, maar er een is, omgeven als ze zich voelt door angstoornissen en sociale druk. Intrigerend is ook de verleidelijke figuur van Victor, die een soort pervers genoegen lijkt te scheppen in het lijden van zijn ‘cliënten’.

Het is serieuze stuff, en toch slaagt Geerlings er slim in om zijn tone of voice perfect af te stemmen op een puberend publiek: de liedjes en dansjes zijn cool, de visuals flitsend, het spel net genoeg over the top om te plezieren zonder te irriteren. Een mooie metalaag schuilt in het feit dat het ‘in scène zetten’ van het leven – wat de personages voortdurend doen tegenover elkaar en de mee-likende buitenwereld – in het theater natuurlijk dubbel werkt. Dat IK zich tenslotte afspeelt op een eiland – zowel het letterlijke eiland als de metaforische vertaling van de natuur als plek van afzondering – zorgt ervoor dat de inzet helemaal in zijn hengsels valt.

Bestaat er een zelf buiten de blik van de ander? Of moeten we ons juist van die dominante blik bevrijden? IK geeft daar geen antwoord op, maar zet aan tot denken. No man is an island, schreef de dichter John Donne al, maar je kan je afvragen of het niet raadzaam is dat soms eens wat meer te zijn. In onze duinpan op Terschelling was er trouwens wél bereik. Jammer.

Foto: KAMERICH & BUDWILOWITZ -EYES2