‘Kop uit het zand’, concludeert actrice Juul Vrijdag monter. Met kordate passen loopt ze rond een stapel oud-bruine meubels: restanten van een bejaard leven. In Je kunt mij gerust een geheim vertellen [morgen ben ik het toch weer vergeten] speelt ze dochter Annette die worstelt met het haperende hoofd van haar dementerende moeder Jo. (meer…)
Ontwapenend, ontroerend en heel persoonlijk: dat zijn de woorden die het eerst bij je opkomen bij Ik heb gezongen op mijn moeders begrafenis (en andere dingen waarop je trots kunt zijn), de eerste solovoorstelling van Roos Bottinga. Gekleed in een lichtblauwe jumpsuit staat de pas afgestudeerde actrice alleen op de speelvloer van theater De Sloot, een hippe broedplaats voor jonge makers en nieuw talent in oude fabriekshallen aan de Rhôneweg in Amsterdam Nieuw-West. De vloer om haar heen is leeg, op drie houten stoelen na.
Schuin achter haar, links, is de deur naar de gang. Telkens werpt ze een blik over haar schouder in die richting. Ze heeft namelijk op straat, aan de overkant, haar moeder gezien. Kan dat? Feitelijk niet. Haar moeder is dood, plotseling, tijdens een vakantie in de VS stierf ze aan een hersenbloeding. Haar hart bleef daar achter omdat ze donor was, daarna kwam ze terug samen met pakketjes van DHL. De familie heeft haar uitgeleide gedaan in een kerk vol bloemen. Daar zou Roos, die zichzelf als ik-personage opvoert, voor haar zingen, iets moois van Dolly Parton misschien, bijvoorbeeld I Will Always Love You. Nee, het werd Barbra Streisand, The Way We Were.
In Ik heb gezongen… draait alles om wat er met iemand gebeurt na de dood van, in dit geval, een moeder. Ook en vooral gaat het om de tegenstelling tussen verwachtingen en conventies, die nu eenmaal heersen in het leven. Bottinga’s tekst, die ze schreef met steun van toneelschrijver en dramaturg Tjeerd Posthuma, krijgt drama door haar moeders dood en dynamiek doordat zij, als dochter, voortdurend probeert zich tot haar moeder te ‘verhouden’. Haar trekjes en eigenaardigheden, haar jas van modehuis Max Mara die ze samen hebben gekocht, want ze deden altijd alles samen, en vooral de manier waarop ze telkens het allerbeste van haar dochter vraagt vormen mede aanleiding tot deze terugblik vol verdriet.
Haar solo is rouwbetoon en rouwverwerking tegelijkertijd, je zou het zelfs bijna als een uitvergrote afscheidsrede kunnen beschouwen. Met haar woorden en gebaren wekt ze haar moeder tot leven: een dynamische, actieve en liefhebbende vrouw, de spil van het gezin, die bijvoorbeeld bruiloften tot in de kleinste details verzorgde. Op poëtische, vaak associatieve wijze neemt de actrice ons mee door haar moeders leven, hoe ze was in het gezin, hoe ze optrad als moeder van twee dochters, hoe ze Roos probeerde te stimuleren minder lui te zijn, nu ja, lui is niet het goede woord, eerder ‘hoefde het allemaal niet zo’ van Roos zelf.
Roos tekende als kind al, jaren later kwam ze op het idee musicalster te worden. Haar moeder geloofde in haar dochter. Bottinga deed auditie voor Disneyland Parijs, maar ze kwam niet eens door de eerste ronde. Ook tekende ze in een gelinieerd schoolschrift buiten de lijntjes, in beide gevallen tot groot verdriet van haar moeder. De Disney-scène zorgt voor fysieke dynamiek. Bottinga doet voor hoe ze zich tijdens de auditie bewoog als cowboy of heks.
Beeldschoon is de zwevende rondedans waarmee ze de asverstrooiing op de Drunense Duinen verbeeldt. Hoewel ze in haar eentje op de speelvloer staat, vult ze de hele ruimte met haar blikken en haar handgebaren, waarmee ze kerken bouwt, bloemstukken schikt, maar ook, schuivend met haar vingers over haar broek, verdriet verkropt.
Het is bijzonder hoe de zin ‘Ik heb mijn moeder gezien’ als een mantra door de hele voorstelling loopt, in verschillende varianten, waarin ‘moeder’ ook vaak ‘mama’ is. Het is deze paradox van een weerzien met een dierbare na haar dood, die Ik heb gezongen… tot een klein juweel van rouwverwerking maakt.
Feitelijk of reëel is het onmogelijk, maar juist door de overtuiging dat het wél zo is krijgt de solo een diepere betekenis. Bottinga vertelt haar verhaal beeldend en beheerst, maar aan het eind raakt ze plotseling overmand door emoties. Ze heeft als actrice veel van zichzelf geëist, bijna het onmogelijke: ze heeft haar moeder tot leven gebracht, je ziet haar voor je. Tegelijk wil de dochter voorgoed afstand van haar nemen en vooral ook van de rouw om haar dood.
Dat er zoveel gelijkenissen tussen moeder en dochter zijn ervaart de dochter nu, na mama’s dood, ook als confronterend. Ze pakt haar eigen arm en kijkt ernaar, het is dezelfde arm als die van haar moeder. Als anderen naar haar kijken zien ze haar moeder. Ze wil afstand nemen, maar beseft dat zoiets onmogelijk is. Het is reden tot bijna tranen bij Bottinga, of is het gespeeld? Mooi dat het onderscheid tussen tranen van verdriet en toneeltranen wegvalt.
Het is een meer dan indrukwekkend debuut. Een geweldige prestatie voor een jonge actrice die kortgeleden afstudeerde aan de Arnhemse Toneelschool. Ze speelde onder meer bij de Toneelmakerij en de Theatertroep. Ik heb gezongen… werd vanuit de regie begeleid door Mara van Vlijmen van De Warme Winkel. Ze weet dus als jonge maker twee bekende namen uit de toneelwereld aan zich te binden. De hand van Van Vlijmen is onder meer herkenbaar in de manier waarop emotie en een laconieke vorm van spelen in een en dezelfde scène samen kunnen gaan.
Haar afstudeerscriptie Je past niet in het plaatje werd gepubliceerd in het Theaterkrant Magazine en gaat over schoonheidsidealen waaraan vrouwen moeten voldoen. Ook deze solo heeft verwachtingen tot onderwerp, in dit geval de verwachtingen van een moeder. Als haar moeders dood alles op scherp stelt, komen met de dierbare herinneringen ook die hoge eisen terug. Met als cruciale vraag aan het slot in hoeverre Roos Bottinga zichzelf is en in hoeverre haar moeders gelijkenis. Door deze boeiende, intrigerende verdieping gaat deze voorstelling over meer dan rouw alleen: het gaat ook en vooral over identiteit.
Want áls de dochter haar verdriet heeft overwonnen, wat vindt haar moeder daar dan van? En ja, dat zal de reden zijn dat de moeder nog een keer met haar dochter wilde spreken, want verwerkte rouw is voor de dode óók het begin van vergeten worden. Wat een subtiel, kwetsbaar spel toont Roos Bottinga, en juist ook iets om in haar eigen woorden ‘apetrots op te zijn’. Ze vraagt zich immers af of en wat haar moeder tegen haar wilde zeggen. Dat roert haar: ‘Ik ben trots op je, of misschien wel: I will always love you!’.
Foto: Barbara Raatgever