Nu de verscherpte coronamaatregelen nog maar ruimte bieden aan maximaal dertig toeschouwers per voorstelling, kiezen sommige theaters ervoor om tijdelijk hun deuren te sluiten. Andere schouwburgen kijken of er voor dertig man alsnog gespeeld kan worden. (meer…)
Maarten Westra Hoekzema wordt vader. In Ik had eigenlijk nee moeten zeggen overweegt hij met dat vooruitzicht of het leven wel de moeite waard is om door te geven. Hij is niet de eerste cabaretier die rondloopt met die vraag en zal ook zeker niet de laatste zijn. Met zijn bescheiden, relativerende energie en omstandige spreekstijl weet hij er alsnog een aardig eigenzinnig cabaretprogramma van te maken.
Al ruim tien jaar maakt Hoekzema solovoorstellingen, maar de laatste jaren schuiven zijn theatermonologen op richting cabaret. Voor cabaret is zijn energie wat atypisch; hij oogt ontspannen, maar klinkt ontregeld, verhaspelt hier en daar een zinnetje, slaat geen ongerelateerde komische zijpaden in. Hij gaat voor een uitgestelde lach en gebruikt zijn lichaamstaal. Hij zegt iets, valt stil, kijkt verbouwereerd de zaal in, wiebelt met zijn wenkbrauwen. Langzaam daalt de onderliggende betekenis in van een net uitgesproken zinnetje, zoals wanneer hij een vriend citeert: ‘na de bevalling heb ik pas écht respect voor vrouwen gekregen’. Want daarvoor was respect… Afwezig?
Zo eigenwijs als zijn gevoel voor humor is, zo beproefd is de verhalende constructie waar hij zijn voorstelling aan ophangt. Door het opvoeren van bekenden navigeert Hoekzema tussen verschillende inzichten over het leven: zijn wijze oma, de kinderen waar hij zijn eerste leservaring mee opdoet, zijn oude studievriend Bart en zijn nieuwe non-binaire studiegenoot René. Dat voelt een beetje uitgekauwd. Zo vaak hebben we cabaretiers van middelbare leeftijd al zien filosoferen met een nieuwe vriend: een vrolijke in armoede geraakte ex-miljonair, een jongere versie van zichzelf, een mystieke ‘ander’ die een tegengesteld levenspad heeft bewandeld, etc. Maar juist met die verwachting speelt Hoekzema.
De pessimistische, clichématige Bart is het meest luidruchtig: alleen sadisten zetten een kind op de wereld, alle leerkrachten gaan gebukt onder mislukte dromen, het burgerlijk bestaan is afschuwelijk. Prettig genoeg heeft hij echter niet de wijsheid in pacht. De non-binaire René pleit voor een frisse levensvisie en veegt alle sombere ideeën met een simpel ‘nou en?’ van tafel. Verfrissend is Hoekzema’s ontspannen omgang met René. Bij hen, beweert hij, voelt hij zich meer op zijn gemak, dan bij de jonge vrouwen van de ‘Teaching Artist’-opleiding (niet die stress over of hij grensoverschrijdend gedrag vertoont). Hij gebruikt dan ook zonder nadruk of toelichting de juiste voornaamwoorden voor René.
Naast deze twee rijkelijk contrasterende personages zitten we nog aan de andere verhaallijntjes vast, die allemaal netjes één voor één worden afgerond. Behalve de lach voelt hierdoor ook de afsluiting van de voorstelling enigszins uitgesteld. Dat het decor en lichtplan erg donker en minimaal is en van vrijwel elke anekdote de titel ‘toen had ik eigenlijk nee moeten zeggen’ de weinig vlotte punchline, helpt de aandacht ook niet vasthouden. Daar staat tegenover dat Hoekzema een magnetische verteller is, die met zijn originele humor, doordachte moraal en een lekker bizarre stijlbreuk tegen het eind een prettige, kalme visie op cabaret laat zien.
Foto: Jaap Reedijk