In Volendam is commotie ontstaan naar aanleiding van de mannenkus in Het Prinsensprookje van Dear T,. Vijftien kinderen mochten de schoolvoorstelling van hun ouders niet meer bijwonen, na felle discussies in ouder-apps en op sociale media. (meer…)
Patrick Nederkoorn heeft in zijn vijfendertigjarige aanwezigheid op deze wereld al meerdere levens gehad. Dat is een zegen als je huidige leven dat van cabaretier is. Dan heb je bronnen om uit te putten en bagage. In zijn derde soloprogramma Ik betreur de ophef kijkt Nederkoorn beschaamd en soms walgend van zichzelf terug op zijn politieke carrière als raadslid voor ‘Jouw Amersfoort’ (JA, lijst 9) en later als fractieleider van D66.
Patrick Nederkoorn koppelt in zijn programma’s grote actuele thema’s aan zijn eigen leven. In zijn vorige, Het komt nu wel heel dichtbij, vormden zijn gereformeerd synodale opvoeding en zijn studie theologie, die hem bijkans tot het atheïsme bekeerde, de uitgangspunten voor een boeiend betoog over de dreigingen van deze tijd. Met Ik betreur de ophef is zijn politieke leven reden tot zelfreflectie.
De politiek plaatste hem buiten de werkelijkheid, hielp zijn hele persoonlijkheid naar de ratsmodee, bracht zijn liefdes aan het wankelen en de spiegel waarin hij zichzelf ’s ochtends zag, aan het barsten. Hij schetst in Ik betreur de ophef een wereld waarin we ons als ‘normale theaterbezoekers’ nauwelijks herkennen. Een wereld vol valse belofte en oprechte leugens, list en bedrog, eigenbelang, machtspelletjes en incompetentie. De wereld van de politicus is een paralelle wereld geworden waarin nauwelijks nog voeling is met de wereld van de mensen die zij vertegenwoordigen en zouden moeten dienen.
De verhalenverteller Nederkoorn moet dus veel uit de kast halen, wil hij met deze ingrediënten een boeiende avond in het theater brengen. Dat lukt hem behoorlijk. De voorstelling mist bij vlagen dynamiek, kabbelt dan zodanig dat de aandacht verslapt. Maar Nederkoorn trekt je bijtijds weer aan boord als hij de impact benoemt van die parallelle wereld op zijn persoonlijkheid en zijn privéleven.
Zijn ambitie ‘ik wil iemand wórden’ bleek op het politieke pad waarover hij blind en doof wandelde, onverenigbaar met zijn verlangen ‘ik wil iemand hébben’. Fraai illustreert hij dat met de rode draad die door het verhaal loopt: het huwelijksaanzoek van zijn vriendin. Zij gaat voor hem op de knieën tijdens een wandeling in een mede door zijn toedoen om zeep geholpen natuurgebied. Al wat de ten huwelijk gevraagde Nederkoorn doet is emotieloos wikken en wegen van de voors en de tegens. Hij wil bijna zeggen: ‘het heeft mijn aandacht, ik kom er in een later stadium op terug’; hij kent geen ander ‘ja’ meer dan de afkorting van zijn partij. En dan beseft de mens Nederkoorn dat hij volledig is overgenomen door de politicus Nederkoorn. Voor wie angst, hoop en liefde abstracte begrippen zijn.
Hij heeft gedurende de voorstelling apetrots allerlei ‘trofeeën’ die hij vergaarde om iemand te wórden, aan een magnetisch bord gehangen: de flyer en de verkiezingsposter met zijn beeltenis erop, het stembiljet, het kranteartikel dat meldt dat hij is verkozen ‘tot best gekleed raadslid van Amersfoort’. Trofeeën die geen enkele waarde hebben als hij zichzelf in de echte wereld terugvindt, na een geestverruimende trip waarin hij zijn lijf schoonkotst.
Wie al geen hoge pet op heeft van politiek, wordt door Nederkoorn niet bekeerd, da’s zeker. Integendeel bijna. Voor wie zelf in die politiek zit, zou het best eens een feest van herkenning kunnen zijn. Denkt de recensent cynisch, na anderhalf uur.
Foto: Tom Cornelissen