In zijn tweede voorstelling begint en eindigt Benjamin van der Velden op een bankje op de grens van Polen naar Wit-Rusland, alleen in de nacht. Daar tussendoor slingert hij zichzelf en het publiek kriskras door het voormalig Oostblok, naar verre Limburgse bustrajecten tot aan illustere Haarlemse fietstunneltjes (‘pedofielenfuiken’). (meer…)
Benjamin van der Velden is gefascineerd door de paling, een zowel letterlijk als figuurlijk nogal ongrijpbaar dier, met de mysterieuze gewoonte om zich alleen voort te planten in de afgelegen Sargassozee. Die fascinatie tekent zijn voorstelling, die ook nogal ongrijpbaar is. Helaas weet het mysterie van Ik ben, zoals de show is getiteld, maar zelden echt te boeien. Het debuutprogramma van Van der Velden voelt als een motor die maar niet goed wil aanslaan.
Talent heeft de 27-jarige Van der Velden zeker. Hij speelt mooi piano en weet samen met drummer Koen van Dijk en bassist Kjelt Ostendorf een fijne, stevige sound neer te zetten. Hij heeft ook een overtuigende podiumpersoonlijkheid en maakt op een leuke manier contact met de zaal. Soepel speelt hij in op de herkenning die zijn alledaagse observaties al dan niet oproepen.
Die alledaagse observaties vormen de kern van de avond. Van der Velden vertelt over zijn ervaringen met groepsopdrachten op het hbo en de clichématige spreuken (‘Live, love, laugh’) waarmee mensen tegenwoordig hun huis vol hangen. Hij geeft vaak treffende voorbeelden, maar bijster origineel zijn ze niet. Dat geldt al helemaal voor wat Van der Velden te melden heeft over de liefde. Hij haalt nog maar weer eens het idee van stal dat zijn generatie serieuze relaties maar eng vindt en vlucht in halfslachtige kreten als ‘exclusief aan elkaar zijn’, of hij beschrijft hoe hij de kroeg in duikt om een meisje op te pikken.
Naast verhalen uit het leven van alledag, biedt Van der Velden ook meer filosofische bespiegelingen. Die zijn vooral onbegrijpelijk. Hij stelt dat de zin van ons leven ligt in een klamme boterham met kaas, zonder dit verder toe te lichten. Een van zijn liedjes heeft als titel ‘Waar is het licht in het kind dat ik was?’. De inhoud van dit lied schept helaas niet meer helderheid over deze moeilijk te vatten vraag.
De overgangen tussen conferences en liedjes in deze voorstelling doen vaak wat geforceerd aan. In de laatste zin van zijn verhaal loopt Van der Velden net iets te opvallend naar de piano. Die zin lijkt bedoeld als bruggetje naar het dan volgende lied, maar de link is vaak zwak. Sowieso rammelt de show technisch nogal. Van der Velden verspreekt zich enkele keren, is qua zang niet altijd goed te verstaan en er zit nauwelijks een opbouw in de avond. Een goede regisseur had hier wonderen kunnen doen.
De conclusie luidt dat Van der Velden nog veel werk te verzetten heeft voor hij de grotere zalen en een breder publiek aankan. Hij heeft potentie, is muzikaal en weet mensen makkelijk aan het lachen te krijgen, maar mist nu nog de inhoudelijke scherpte en het technische niveau om een vaste plaats in de Nederlandse cabaretwereld te verdienen.
Foto: Eva van Leeuwen
Na de try-out van zijn tweede programma ‘Maar hoe dan?’ (Pepijn, 4 januari) blijkt er niet veel veranderd te zijn. Van der Velden raakt je met zijn melancholie en worsteling met het leven, er zat een enkele knappe vondst in de voorstelling, maar de grappen kunnen scherper, de ar-ti-cu-la-tie beter (Benjamin, je bent af en toe nauwelijks te verstaan) en de ‘filosofieën’ zijn niet altijd te volgen en een maatschappijkritiek van het niveau ‘waar zijn we hier nu allemaal mee bezig’ is te dun en te vaak (zeg maar: continu sinds de jaren zestig) verteld. Hij heeft echt een regisseur nodig die zijn talent inkadert. Maar toch, hij raakt je.