Schoonvader, stiefvader, bonusvader. Vaders heb je in alle soorten en maten. Je hebt Daddy Cool, Darth Vader, father christmas. En natuurlijk de vader aller vaders: Vader Abraham. Er komen er veel langs aan het begin van Mijn vader van theatercollectief Thomas, Sacha en Jos, maar niet voordat er geïnformeerd is naar wie er allemaal een vader heeft, een vader is of vader wil zijn. (meer…)
Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Reinout Bongers. |
Op afstudeerfestival ENTER leren we de nieuwste generatie theaterwerkers kennen. Afstuderend acteur, schrijver en maker Yaqien Bouhbaka (Toneelschool ArtEZ Arnhem) leren we nog net een beetje beter kennen. In zijn afstudeervoorstelling IHE NDỊ M CHỌRỌ ỊKWA NNA M. of: De dingen die ik mijn vader wilde zeggen, die hij zelf schreef en speelt, vertelt hij over het opgroeien zonder vader. Een klein verhaal over grote emoties.
Op het toneel zien we afgebakend het reliëf van een kinderkamer met daaromheen her en der ietwat krakkemikkige meubels verspreid over de speelvloer. Bouhbaka komt op door dezelfde deur als waar het publiek net vijf minuten geleden door is binnengekomen. Hij wandelt zijn eigen voorstelling in en verzucht: ‘Laten we er maar aan beginnen.’
Hij neemt een microfoon ter hand en zingt een lied in een taal die ik niet versta. Een openingsbeeld dat op een mooie manier de intimiteit tussen performer en publiek installeert. We leren het personage Yaqien kennen via de brieven die hij als vijf- en zes jarige aan zijn vader schreef. Over kinderfeestjes en hamburgers met patat. Over de PlayStation die hij graag wil hebben. Onschuldige kinderwensen waar onmiskenbaar een grotere wens onder schuilt. Die van de liefde, of op zijn minst de aanwezigheid, van zijn vader.
Die kinderlijke onschuld is al snel verleden tijd wanneer hij op zijn twaalfde maar al te goed beseft dat zijn vader niet naar zijn verjaardagsfeestje zal komen. Liefde en woede vechten om voorrang bij het vroeg volwassen geworden personage. Door een ietwat afstandelijke vertelvorm vervallen zijn aantijgingen of liefdesverklaringen gelukkig niet in pathetiek. De emoties zijn voelbaar onder de woorden en zichtbaar achter de ogen van Bouhbaka, maar ze liggen toch vooral opgesloten in de geschreven herinneringen.
De vorm van de anekdote zit hem echter ook in de weg. Doordat het geheel een nogal lineair verloop kent en het zwaartepunt van de voorstelling duidelijk op tekst en verhaal ligt, lukt het soms niet om de theatrale spanning vast te houden. Het is begrijpelijk dat Bouhbaka trouw wil blijven aan zijn ervaringen, maar een scherpere regie zou de dynamiek in de voorstelling ten goede zijn gekomen.
Bouhbaka is een intrigerende performer. Zijn ogen zijn ontwapenend en zacht. Zijn stem krachtig en vloeiend. Het personage dat hij speelt is hij zelf. Daarmee heeft hij weinig om zich achter te verschuilen maar dat is in dit verhaal precies de bedoeling.
De kinderkamer is ondertussen omgebouwd tot een overvol en nogal stijlloos appartementje, de plek waar hij zijn vader voor het eerst in zijn volwassen leven zal gaan ontmoeten. Een scene die het dramatische hoogtepunt van de voorstelling vormt. Want wie is nou eigenlijk die man die hij al die brieven heeft gestuurd. Op wie hij zo boos is. Van wie hij houdt?
Hierin is het begrijpelijk dat Bouhbaka niet verder komt dan de anekdote, want hoe geef je gestalte aan een figuur die je eigenlijk niet kent? Zijn eigen gemis valt samen met dat wat de voorstelling mist. Het onbevredigende gevoel van deze ontmoeting wordt daardoor goed voelbaar, maar zorgt ook voor een theatrale anticlimax. Wat rest is een (te) lange uitleiding waarin het achtergebleven litteken terecht wordt benoemd als een verhaal dat nooit ophoudt. Want dat is de pijnlijke tragiek. Het gemis van een ouder is een wond die je leven lang blijft etteren.
In een mooie eindscène zien we Bouhbaka in dezelfde kinderkamer van het begin. Ook hij is bang om voor altijd in ditzelfde verhaal te blijven hangen. Een eindeloze loop van liefde en woede. Van een kind dat naar zijn vader verlangt en daarin weer teleurgesteld wordt.
De recente dood van zijn vader zorgt dan toch voor iets van verlossing. Want zoals hij zelf mooi en pijnlijk beschrijft: van een dode vader hoef je niks te verwachten.
Bouhbaka dwingt respect en eerbied af door zonder schroom zijn heftige levensverhaal theatraal te maken. Toch valt juist in die vertaalslag, van verhaal naar theater, nog winst te behalen. Of gelden voor een egodocument andere theatrale wetten? Misschien is dat een gesprek voor in de comment sectie.
Foto: ENTER
Dag Reinout,
Ik vind de laatste vraag die je stelt heel interessant; ik heb me dat zelf ook afgevraagd.
Ik had het gevoel dat ik vooral zat te kijken naar de verwerking van emoties, misschien zelfs wel van een trauma, maar dat die emoties nooit de mijne mochten worden. Natuurlijk leefde ik wel mee, maar ik kréég als publiek niet iets van de voorstelling. Ik vraag me zelfs af of je dit wel een voorstelling moet noemen (daarom vind ik jouw term ‘egodocument’ ook zo mooi).
Mijn mening verschilt van die van jou als het op spel aankomt denk ik; ik vond juist de stukken waarin Bouhbaka iemand anders (zijn vader, zijn halfbroer) naspeelde het interessantst. Daar zag ik zijn talent voor het spelen van types. Buiten die rollen vraag ik me af: speelde hij zichzelf wel? Kan je jezelf wel spelen? Jezelf ombouwen tot personage?
De rest van de voorstelling was voor mij hyperrealistisch; ik kan me goed voorstellen dat alle spullen uit het appartement ook in Bouhbaka’s eigen huis staan. Het gebruik van de deur werd me niet altijd even duidelijk en ook de manier van verplaatsen van de decorstukken was niet van toegevoegde waarde voor mij.
Het gebruik van muziek voelde soms als een stijlbreuk, in de rap zag ik echter echt het kleine kind in Bouhbaka naar voren komen, zingend over geld en materieel bezit.