Het blijft omstreden binnen het theater: werken met dieren en kinderen. Zet ze op het podium naast een professionele acteur en ze zullen zonder moeite alle aandacht van het publiek opeisen. Bart van de Woestijne speelt met dit idee. Vorig jaar stond hij op Festival Cement met Voor we mensen werden, een voorstelling die op het festival bekend werd als ‘die met dat paard’. Een uur lang kon het publiek in stilte kijken naar een levend paard en een scherm met tekst. Dit jaar maakt Van de Woestijne een soortgelijke voorstelling, maar nu kijken we naar een driejarig jongetje. (meer…)
Probeer het maar: je verplaatsen in een vrouw die zevenenvijftig jaar ingesloten zat in een kleine ruimte. ‘Ingekluisd’, met niks anders te doen dan bidden en wachten tot er één keer per week iemand langs haar raampje kwam. Performancekunstenaar en theatermaker Marte Boneschansker doet dat in haar voorstelling Iemand komt van binnen tijdens het Over het IJ Festival in Amsterdam-Noord. Ze baseert zich op de verhalen over devote middeleeuwse vrouwen die zich als kluizenaar lieten inmetselen in kleine kamertjes om hun leven te wijden aan bidden tot God. Boneschansker noemt haar personage Suster Aleid.
‘Voel je de wind? Hoor je de mensen?’, staat met vage witte letters op de betonnen ondergrond van het NDSM-terrein. De letters vormen een spoor dat de eenzame bezoeker leidt van het lawaai van de kern van het festival naar de afgezonderde plek van Marte Boneschansker. Die plek stelt de ‘kluis’ van Suster Aleid voor. Boneschansker ontvangt er één enkele bezoeker per performance.
De eenzame toeschouwer gaat een trappetje op en vindt daar een stoel. Die staat naast een ‘wand’ van ondoorzichtig plastic, met daarachter een vrouw wier silhouet zichtbaar is dankzij de lamp naast haar. Het silhouet is van Boneschansker. Zij brengt een kleine voorstelling waarin ze een religieuze kluizenares voorstelt, die van 1457 tot 1514 opgesloten zat. Ze was alleen met de wereld verbonden door een raampje met een gordijn ervoor. Zo bleef ze onzichtbaar voor bezoek. Het verhaal leunt op de geschiedenis van Suster Bertken (1426-1514) die ingemetseld zat in de Utrechtse Buurkerk.
Boneschansker laat zichzelf en de toeschouwer zich verplaatsen in een dergelijke situatie. Stel: je zit in een leeg landschap in Waterland benoorden Amsterdam, in de vijftiende eeuw. Het belangrijkste communicatiemiddel van de kluizenares is een oneindig lange strook beige inpakpapier. Daarop schrijft Boneschansker met een viltstift vragen die ze vervolgens onder het ondoorzichtige plastic naar de toeschouwer toeschuift. ‘Heb je wel eens weg willen gaan? De deur achter je dicht willen trekken?’ En de toeschouwer mag zijn antwoord opschrijven en terugschuiven. Tussendoor maakt ze haar bezoek attent op de kleine omgeving waarin het zit: een polletje gras bij de voeten, een plantje met bloemetjes. Daardoor gaan vanzelf de zintuigen open. Het ruikt er naar het inpakpapier, naar het hout van het huisje, de aarde die bij avond afkoelt. In de verte klinkt het rumoer van het festival.
Boneschansker onderzoekt met haar performance het effect van eenzaamheid, van teruggeworpen zijn op jezelf. Ze zoekt die eenzaamheid op, is er tegelijkertijd huiverig voor en wacht op gezelschap. Het succes van Iemand komt van binnen is volledig afhankelijk van de bereidheid van de eenzame toeschouwer om mee te gaan in het spel, in de situatie die Boneschansker schetst, in de reeks vragen die ze opschrijft. Als deze vorm aan je besteed is en je kunt je er inderdaad aan overgeven, heb je een bijzondere theatrale ervaring.
Foto: Saris & den Engelsman
Waarom vragen stellen? Dan is de eenzaamheid toch doorbroken?