Vijftig jaar geleden. Op 23 september 1971 snijdt de 21-jarige Mario Roymans met een aardappelschilmesje ‘De Liefdesbrief’ van Johannes Vermeer uit het kader in het Paleis van Schone Kunsten in Brussel, steekt het achter zijn broeksriem en vlucht weg. (meer…)
De lijn. De vier sprekende lichamen op een rij. Het is een soort mentale imprint die BOG. in mijn geest heeft gemaakt met hun eerdere werk. En sinds hun vorige, KID., waarin de lijn niet van mensen was maar van muur, wacht ik erop. Niet dat ik ze wil vertellen hoe ze hun werk moeten doen. Maar omdat ik hou van het visuele ritme en de muzikale rol van die streep. Dat staan op een rij van hen is voor mij de grondtoon, en daaromheen stapelen ze hun partituur van taal en onderzoek. Het is onderdeel van hun systematische kijk op voorstellingsmateriaal. Een nullijn, een neutrale. Hier staan we. En dat is nodig, maar dat is niet waar we je aandacht op willen vestigen. Luister hoe de woorden zich aaneenrijgen en boven dat gegeven uit zingen en hoe ze er soms onder duiken.
Zo wil ook de hoofdpersoon in Georges Perecs Een man die slaapt zichzelf neutraal maken. BOG. bewerkte dit boek over iemand die op een bloedhete zomerdag in zijn piepkleine Parijse zolderkamer wordt bevangen door een overweldigende drang niets meer te doen, te kiezen, te willen. Hij zal niet langer meedoen aan het vormgeven van de wereld. Een bevrijdend besluit dat in een indringende schrijfstijl steeds beklemmender wordt weergegeven. Geen voorkeuren, geen verbintenissen. De wereld is, en de man loopt, ligt, rookt en spoelt zijn sokken in een roze plastic teiltje. Een mens als een lijn waar de wereld zich omheen beweegt.
In deze geslaagde theaterversie beweegt alles langzaam richting die neutrale. En het begint met een wolk. Judith de Joode, Benjamin Moen, Sanne Vanderbruggen, Lisa Verbelen en slagwerker Nina de Jong staan en zitten verspreid door de ruimte. Een vierkante verhoging domineert de vloer; het MDF is neutraal en ongelakt gelaten. Moen heeft een loopje dat de tegenstrijdigheid herbergt van het streven om in de wereld te zijn, maar er niets in teweeg te brengen. Hij zet slepende stapjes en houdt zijn schouders smal en iets naar voren. Hij veroorzaakt een letterlijke wolk, die als de hitte in die zolderkamer verstikkend in de ruimte staat.
De kleding van de vier spelers onderstreept in die wolk hun persoonlijkheden; de kleuren, materialen en stijlen benadrukken hun lichaamsvormen, vertellen ons iets over de mate van comfort die ze zich wensen in hun levens of over de manier waarop ze zichzelf willen presenteren. Een blauw trainingsjasje, een aansluitend groen truitje, gympen, hakken, een roze bloes. Het zal allemaal afgelegd worden. En gedurende dat proces is er het zoemen van de klokken die De Jong bespeelt, een gonzen dat fungeert als auditieve streep, als lijn waar het kabaal van de stad, het bos en de geest zich omheen kronkelt. Maar ook als dwanggedachte, de niet uit je kop te krijgen overtuiging dat je er moet zijn zonder iets te willen betekenen.
Het slimme van het boek is dat het niet in de ik-vorm is geschreven, maar in de jij-vorm. Zo roept de hoofdpersoon de lezer voortdurend aan. Maar zo maakt het de tekst ook bij uitstek geschikt voor het theater, waar een levend mens plaatsneemt tegenover een ander levend mens en vraagt: wil je met mij kijken naar wat het is om een mens te zijn? Die vraag is een lijn van speler naar kijker. Die ander moet ja zeggen, en zo ontstaat een tweede lijn die loopt van kijker naar speler. En loopt dat heen-en-weren met een beetje schwung, dan rekt de voorstellingsenergie die lijnen gaandeweg op, tot ze kromtrekken en samen een cirkel kunnen vormen.
BOG. heeft in het theater een vierkant geplaatst dat een cirkel wordt. Iemand die door Parijs loopt en loopt, over Haussmanns rechte straten, die kan toch in cirkels bewegen. Omdat hij zijn gedachten volgt, die zich in steeds strakkere cirkels in het hoofd afspelen. En in die cirkel, in het neutrale, zelfgekozen en toch onvrije lopen, als de vraag rijst wat de waarde van een neutrale mens is te midden van alle chaos, geeft BOG. me uiteindelijk waar ik op hoopte. De lijn. Vervaarlijk tollend, in het halfduister en tegen een oorverdovend kabaal zie ik hem ontstaan. De bottom line, de bodem.
Lijn, wolk, vierkant en cirkel zijn wiskundige abstracties, pogingen de wereld te duiden. Het zijn structuren in de chaos, die als je ze ontwaart een houvast kunnen bieden. Zoals je na lang zitten in een stampvol Parijs café ontdekt hoe elke zwart-wit geklede ober een eigen vaste routing heeft tussen bar en tafeltjes. De chaos is georganiseerd. De lijn van de vier spelers is een ordening. Een positie. Een bodem onder je kijken. Vanaf hier kun je alles zien. Van het einde tot aan het begin.
Foto: Jan Rymenants
Wat een mooi verwoord, deze recensie.
Maakt heel nieuwsgierig.