Iedereen die zijn vrolijke scheldrepertoire (niet te verwarren met haatdragende beledigingen) wil uitbreiden, moet een aantekeningenboekje meenemen naar Richard Groenendijk. Dan kun je zeker drie discussies met verblufte opponenten vooruit. (meer…)
Durven te falen. Dat is een van de pijlers van Crash Landing Improvisation, een experimentele, interdisciplinaire theatervorm waarin bijna niets van tevoren vaststaat. Een paar vragen, enkele attributen: daar moeten de makers het mee doen. Het hier en het nu, daar gaat het om.
Een voorstelling die is gebaseerd op dat principe laat zich lastig bespreken. Je kan het hebben over het improvisatietalent van de spelers of je kan je bewondering uitspreken over hun lef. Net als in het repetitielokaal kunnen er onverwacht tot tranen toe ontroerende of juist extreem pijnlijke scènes langskomen. Maar elke avond is anders. Je kan genadeloos door het ijs zakken of juist onverwacht boven jezelf uitstijgen.
Het Friese Tryater heeft vijf jonge spelers, in leeftijd variërend van 23 tot 31 jaar, de gelegenheid gegeven om volgens dit principe het avontuur aan te gaan. De een al min of meer gepokt en gemazeld in het Friese theater, de ander net van school. Hun presentatie heet Iedereen is een prutser, wat je een credo kan noemen. Of een manier om jezelf in te dekken.
De eerste scène is behalve een voorstellingsrondje ook een intentieverklaring. ‘We willen dat jullie je herkennen is ons gepruts’, klinkt het. En ook dat er wordt gehoopt dat onze fantasie wordt geprikkeld en we aan het denken worden gezet. Een uur zal het duren, niet langer, niet korter. Dat is de afspraak. In dat uur ‘moet het leven gevat worden’.
Dus wordt de hele emotionele ladenkist schaamteloos opengetrokken. Nee, aan lef ontbreekt het deze jonge honden zeker niet. Er worden (letterlijk) rake klappen uitgedeeld, er wordt veel geknuffeld en vrijuit spreken ze over hun worstelingen, hun angsten en hun dromen. Logisch dat er dan nogal wat typische twintigersdilemma’s langskomen: carrière of kinderen, dat soort dingen.
Maar opvallend genoeg gaat het, tussen de wat meer abstractere scènes door, ook vaak over hun Fries-zijn. Zou dat te maken hebben met het feit dat ze bijna allemaal zijn afgewezen voor een toneelschool en nu (noodgedwongen) in Friesland theater maken? Dat plaatst het gepruts toch in een wat ander perspectief.
Aan het eind van de voorstelling vraagt de oudste speler Raymond Muller zich hardop af of deze vorm van montagetheater een toekomst heeft. Vast wel. Als je het maar niet erg vindt dat het soms een beetje blijft steken in goede bedoelingen. Zoals deze avond.
Foto: Moon Saris