Odes aan iconen, daar kennen we de formule inmiddels van. Ieder seizoen brengt een nieuwe biopic of jukeboxmusical waarin we het getroebleerde leven van een artiest volgen en wachten op de onvermijdelijke power ballad. Regisseur Rajiv Baghanwali zet dat genre op zijn kop door niet de ster, maar de luisteraar centraal te stellen. (meer…)
Hij houdt de gemoederen nog flink bezig en te pas en te onpas wordt er naar hem verwezen: Andy Warhol, koning van de pop-art, de man die kunst tot massaproduct maakte, een magneet voor vele kunstenaars en nog meer verslaafde dwalers en ijdeltuiten. De man die des mensen behoefte aan aandacht en bewondering feilloos doorzag en hem de toekomst voorspelde: ‘In de toekomst zal iedereen vijftien minuten lang beroemd zijn.’ Wat nog een heel gedrang zal worden voor de camera.
Dat is een gedachte die ook bij Scapino-choreograaf Felix Landerer door het hoofd moet hebben gespeeld. Zijn nieuwe werk 15 minutes or less toont een menigte mensen, allen gestoken in tinten rood. Normaal gesproken een kleur waarmee men opvalt, maar als iedereen het draagt natuurlijk niet meer. De aandacht moet dus op andere manieren worden opgeëist. Allen wurmen zich om beurten naar voren, houdinkjes aannemend, gelaatsuitdrukkingen oefenend, zich aanstellend, alles in een wanhopige poging nu eens uitverkozen te worden, een stap naar voren te mogen doen, bewonderd te worden, op handen te worden gedragen.
Landerer geeft daar een directe vertaling aan. Bonnie Doets wordt in een vloeiende bewegingsstroom door het ensemble opgetild en rondgedragen, telkens weer. Later ontstaat een tweede club fans, met eigen idool – of icoon, naar de titel van het programma. De groep heeft ook de macht om de eenling te verzwelgen, en weer tot een nobody te reduceren. Die ‘dreiging’ is steeds aanwezig en Jozefien Debaillie wordt zelfs verslonden en naakt door de mensenkluwen uitgespuugd. Sic transit gloria mundi.
Choreografisch het interessantst aan Landerers creatie is de organische groepsbeweging, die rijst en daalt op de golfslag van de grillen van het grote publiek, hoog opstrekkend en soepel naar de vloer vallend. De solo’s – anders dan Warhol voorspelde, komt gelukkig niet iedereen aan de beurt – beginnen op den duur te vervelen, en de voice-over met quasi-filosofische teksten over vorm, gedaante, kijken en bekeken worden, is overbodig. Als geheel lijkt 15 minutes or less een mooie vingeroefening voor een onderdeel in iets groters. En: het heeft zowaar iets met de verwachtingen scheppende titel Icons te maken. Dat ontbreekt er nog wel eens aan.
Vertrektpunt voor dit programma is Nico, de voorstelling die Ed Wubbe in 1997 in samenwerking met ‘popicoon’ John Cale maakte over dat andere icoon, Nico. Het hoogblonde, Duitse model, boegbeeld van de door Warhol gecreëerde band The Velvet Underground, had een kort, turbulent leven, dat zij grotendeels in een roes doorbracht, net als vele anderen die Warhols Factory in New York frequenteerden. Dat roeskarakter, met bijbehorend naar binnen gekeerde, egocentrische gedrag, wordt in deze verkorte versie NICO/ICON uitgebeeld door elegant onderuitgezakte, modelachtige figuren – dames en een travo – gekleed in glimmende outfits. De mannen lijken vooral passanten als zij zijwaarts over het toneel schuiven. Bryndis Brynjolfsdottir lijkt de kwetsbare Nico te belichamen, net als destijds Nico steelt Bonnie Doets, met een perfecte articulatie van alle rondingen, accenten, hoofd-, schouder- en heupposities, de show.
Fremdkörper in het iconengeweld is Wolf van Scapino’s nieuwe huischoreograaf Itamar Serussi Sahar. Hij presenteert zes mannen in wit ondergoed op een wit, kaal toneel, een groep en tegelijkertijd individuen met ieder hun eigen choreografie. Mischa van Leeuwen lijkt het alfa-mannetje en staat aan het begin buiten de kring van vijf. Met een uitgestreken smoel kijkt hij de zaal in, ondertussen allerlei ongerelateerde bewegingen aaneenrijgend: een diepe plié, kokette heupstootjes, cool swingende moves. Een cartooneske cowboy.
Op een geluidscollage van claxons, gebliep, ruis en tikjes nemen de dansers na verloop van tijd de ruimte in bezit. Tegenlicht versterkt de illusie van een bewegingsanimatie, soms ook ontstaat, door het ruimtegebruik en de ‘deadpan’ expressie tijdens deze exercitie-achtige choreografie, een associatie met het werk van Merce Cunningham – over iconen gesproken. Die had weliswaar een totaal andere danstaal, maar de losse structuur heeft een soortgelijke impact. Serussi heeft ook een origineel beweingsidioom. De toekomst zal leren of hij het ook theatraal verder weet te brengen en of zijn faam dus langere tijd van leven heeft.
Icons, 15-minutes or less Foto: Nienke Elenbaas