Djuwa Mroivili begint haar performance I Vow to Distract Forever met een onheilspellend beeld. In een lange zwarte latexjurk staat ze in een vierkant, benauwend net, haar gezicht verholen door het donker. Als dat net omhoog wordt getakeld, begint ze te schudden en te hijgen; het lijkt alsof een onbestemd wezen in haar lichaam neerdaalt en een aardse vorm aanneemt. Mroivili betast dan zichzelf, alsof ze vat wil krijgen op haar materiële vorm, het latex krakend bij elke beweging. Langzaam zet ze een stap naar voren op haar hoge laklaarzen en loopt vlak voor het publiek langs met een uitdagende blik.

Het is een goed begin van een heerlijk onvoorspelbare, fascinerende performance. Mroivili is sensueel als ze over het podium loopt, maar net als een dominatrix straalt ze ook gevaar uit, mede door de spitse vormen in haar outfit: haar hakken, de ‘nagels’ van haar latexhandschoenen, de piramideachtige kroon van zwart haar op haar hoofd, de driehoekige vorm die uit haar linkerschouder prijkt, allemaal zijn ze puntig en scherp. Alsof dit wezen niet zo makkelijk benaderbaar is en je moet opletten dat ze je niet verwondt.

Midden op het podium bevindt zich een vleugel, waar ze langzaam naartoe beweegt. De tot klassiek pianist geschoolde Mroivili met Comorese roots heeft zich altijd begeven in een door witte mensen gedomineerde wereld. In haar werk belicht ze daarom muziek van zwarte componisten die veelal vergeten zijn, zoals Florence Price. In I Vow to Distract Forever maakt Mroivili op een verrassende manier duidelijk dat het ertoe doet wie de piano bespeelt en dat er bevrijding zit in die handeling.

Maar voordat ze een toets aanraakt, dwingt ze je om naar alle geluiden te luisteren die zij produceert. Als ze om de vleugel heen loopt, kraakt haar pak en hoor je haar lange sleep over de grond vegen. Het knisperende, glimmende zwart van haar latexhandschoenen piept vervolgens door de wrijving met het harde, glimmende zwart van de vleugel.

Ze ontdoet zichzelf van de handschoenen en begint te spelen. Het zijn klassieke melodieën, maar ook hier kruipen verrassende elementen het spel in, die je aansporen aandachtig te luisteren. Mroivili zet bijvoorbeeld een melodie in die doorgaat wanneer ze haar handen van de toetsen haalt, of ze gebruikt haar lange vlechten waar kralen aan zitten om de snaren in de opengeklapte vleugel aan te slaan.

Als ze ook haar schoenen uittrekt, verandert de sfeer. Met haar blote voeten op de grond maakt haar mysterieuze uitstraling plaats voor het aardse. De muziek gaat over in meer afrobeatsachtige klanken, waarop Mroivili speelser wordt en begint te dansen. Het zichtbare plezier dat ze heeft geeft haar zachtheid, haar ronddraaiende lange vlechten dansen vrolijk mee.

Het bevrijdende gevoel loopt door in het nummer waar ze op de vleugel mee eindigt. Dat klinkt als een spiritual, een traditioneel religieus lied dat Afro-Amerikaanse tot slaaf gemaakten zongen. Het is weer een andere interactie met de piano; Mroivili toont dat het in haar handen – of eigenlijk met heel haar lichaam – veel meer kan zijn dan het instrument dat geassocieerd wordt met een witte, dominante cultuur. Zo heeft de gevangenis van het begin, dat benauwende net waar ze uit geboren werd, plaatsgemaakt voor verlossing.

Foto: Bart Grietens