Ondanks (of wellicht dankzij) de eenvoud die het internet ons biedt om met elkaar in contact te komen, is sociaal isolement een groot probleem onder jongeren. In de performance I Tried To Fuck Up The System, But None Of My Friends Texted Me Back doet de Britse performanceartiest Travis Alabanza een poging om deze eenzaamheid bespreekbaar te maken.

De jonge schrijver, performer en theatermaker Travis Alabanza (1996) is een veelbelovend talent. Zo werd hen in een interview in The Guardian al voorzichtig de toekomst van het Britse theater genoemd. Alabanza maakt groots, expressief werk, waarin hen zich richt op problemen waar mensen uit de LHBTQIA+ (met een focus op trans-issues) mee te kampen hebben. I Tried… is in dat opzicht duidelijk een stap terug naar een meer intieme, persoonlijke ervaring.

In de donkere zaal staan de stoelen in een U-vorm om Alabanza heen. Hen zit op het uiteinde en kijkt het publiek aan. Iedereen, Alabanza incluis, heeft een koptelefoon op, waardoor we de vooraf opgenomen stem van Alabanza horen. Die vraagt of het comfortabel is, of we de stem in ons oor of in ons hoofd horen. De stem wil dat iedereen hen in hun oor hoort, dat is het veiligst en het meest vertrouwd. Later vertelt de stem over een huilende vrouw in de trein, waarbij Alabanza niets deed om haar te troosten. Een man komt op de vrouw af, biedt haar een zakdoek aan en vraagt of het gaat. Een simpel moment van menselijkheid, vriendelijkheid en contact.

Het zet een gedachtespoor aan bij Alabanza dat leidt tot een aantal vragen voor het publiek. Hen zet ons een aantal situaties voor waarin hen zich eenzaam heeft gevoeld. We moeten staan als wij ook in die positie zijn geweest. Ongemakkelijk gaan mensen staan, maar de opname gaat te snel en de intimiteit wordt verstoord door de rommeligheid.

Hoewel Alabanza een aantal goede pogingen doet om een intimiteit te creëren en sociale isolatie bespreekbaar te maken, zitten de theatrale keuzes deze grotendeels in de weg. Hun stem in je oor is zeker intiem, maar die intimiteit wordt grotendeels platgeslagen wanneer je ziet dat Alabanza zelf ook aan het luisteren is. De stem krijgt zo een artificieel karakter, omdat het nooit op het publiek kan reageren. Het is een schijnintimiteit die de kwetsbaarheid van het onderwerp wegneemt.

In een andere scène poogt Alabanza het publiek de vloer op te krijgen om met hen te dansen. Het duurt even, maar na een minuut of twee staan er zo’n acht mensen met hen te dansen. Dan kapt het nummer af en wordt iedereen ongemakkelijk van de vloer weggewuifd. Het is weer een aparte poging tot intimiteit, waarbij de theatrale conventies (waar het Nederlandse publiek graag rigide aan vasthoudt) de scène in de weg staan. De scène lijkt een poging te zijn om te tonen hoe lastig het is voor mensen om zich kwetsbaar op te stellen in het openbaar, maar is dat zo? Het lijkt vooral alsof de conventies in de weg zaten, want nadat de eerste persoon op de vloer stond te swingen, volgden er al vlug anderen. Bovendien wilden de dansende toeschouwers duidelijk de vloer niet verlaten toen de muziek ophield.

In de laatste scène weet Alabanza eindelijk de gewraakte intimiteit te bereiken. Hen plukt een toeschouwer uit het publiek, begeleidt haar aan de hand naar de stoel waar Alabanza op zat, en hen gaat voor de benen van de vrouw zitten. Alabanza haalt een elastiekje uit hun haar, en de vrouw begint met haar handen door hun haar te gaan. Het is stil, donker en we zien enkel Alabanza en de vrouw, alsof ze alleen zijn. Dan komt de stem nog eenmaal terug: we horen Alabanza vertellen over hoe fijn het altijd was als hun moeder hun haar borstelde. De vrouw blijft onverstoord en nog altijd even rustig en liefdevol door Alabanza’s haar strelen, terwijl het licht dooft.

I Tried To… is duidelijk de eerste stap van Alabanza in een zoektocht naar een gesprek over het gebrek aan intimiteit. Er zit veel potentie in, maar Alabanza mag nog veel gewaagder de intimiteit in de theaterzaal opzoeken. 

Deze voorstelling is – in overleg met Travis Alabanza – in incomplete staat gerecenseerd.

Foto: Travis Alabanza