Als we nadenken over de mogelijke grenzen van onszelf, in hoeverre zijn we dan gebonden aan de dimensies van het lichaam? Zijn de plekken die wij thuis noemen niet ook een extensie van onszelf en in hoeverre drukt dit zich uit? Wat betekent het om langs deze lens te reflecteren op de meervoudigheid die in een individu schuilgaat en hoe verken je de mogelijkheden van deze vervlechting? (meer…)
Nadat de première van I don’t want to be an individual on my own van Genevieve Murphy dit voorjaar vanwege de coronarestricties werd uitgesteld, leek de tijdelijke sluiting van de Stadsschouwburg Utrecht dit najaar bijna weer roet in het eten te gooien. SPRING vond een oplossing en verplaatste de voorstelling naar de Pandorazaal van TivoliVredenburg. En wat een geluk bij een ongeluk is dat, want wat past dit geluidswerk daar goed.
In die zaal waar al zoveel mensen de nacht in dansten en waar al zoveel artiesten hun muziek presenteerden, neemt Murphy haar publiek mee op de soundtrack die ze componeerde van haar achtste verjaardagsfeestje, en waarvan de deinende beats soms dat heerlijke clubgevoel geven.
Murphy is voor deze voorstelling de componist, scenograaf en performer. Haar werk is niet in een hokje te plaatsen: je kunt het benaderen als performance, maar je zou er ook over kunnen schrijven als muziekalbum, hoorspel of immersive experience. Ik ga dus maar naar waar mijn zintuigen mij heen brengen, en dat is allereerst het geluid.
Bij binnenkomst krijgt het publiek een koptelefoon op, waardoor we het geluid via een binaural microfoon overal om ons heen horen. Murphy neemt ons via het geluid mee terug in de tijd en laat ons kennismaken met haar moeder, die zijzelf speelt. Zij bereidt het achtste verjaardagsfeestje van Genevieve voor. En hoe.
Leeglopende ballonnen, feesttoeters, koeienbellen, vogeltjes en pompoms: een waaier aan geluid omringt het publiek via de koptelefoon. De geluiden vormen het leidmotief voor de personages en woorden waar Genevieves moeder ons mee kennis laat maken. In sneltreinvaart passeert haar gedachtestroom ons, die druk is met kinderen, ouders die wijn willen, de tuin en de ballonnen. Elk onderwerp heeft een eigen geluid, dus wanneer moeder ‘tuin’ zegt klinkt een vogeltjesgeluid, bij ‘feest’ klinkt een feesttoeter, enzovoorts. Zo ontstaat een soundscape die samensmelt met haar monoloog en de drukte in haar hoofd ontsluit.
Op éénzelfde manier maken we kennis met Genevieves oma met een drankprobleem, de gemene studenten die haar door de tuin besluiten te rollen wanneer ze niet meer op haar benen kan staan, en de bosjes aan de rand van de tuin die iets duisters verbergen…Murphy creëert een vingeroefening in empathie door allereerst in het hoofd van haar achtjarige zelf te duiken, en zich vervolgens als achtjarige in de hoofden van haar moeder, oma, opa en andere genodigden van het feest te verplaatsen. Volg je het nog?
De koptelefoon plaatst de stemmen van die mensen in je brein, wat die gekke personages uit het Schotland van twintig jaar geleden opeens heel dichtbij brengt. Met gekleurde lichtbuizen en gekke bekken schetst Murphy op simpele wijze hoe haar tuin eruit zag en neemt ze ons mee naar haar wereld. Alhoewel Murphy’s punctuele en strakke performance en gezichtsuitdrukkingen zeker bijdragen aan de inleving in de personages, is het toffe aan deze voorstelling dat je ‘m – met eventueel wat aanpassingen – ook thuis als podcast of muziekalbum zou kunnen luisteren, mits Murphy het werk op die manier beschikbaar zou willen maken. Het lijkt mij een uitkomst in deze coronatijd.
Foto: Bas de Brouwer