Alhoewel je van hedendaagse theatermakers anders zou verwachten, is I am not ashamed of my communist past van Sanja Mitrović en Vladimir Aleksić een behoorlijk nostalgische trip geworden. Aan de hand van fragmenten uit de beruchte Joego-cinema – en dan gaat het om propagandafilms uit de naoorlogse wederopbouw én om onafhankelijke producties van filmmakers als Aleksandar Petrović, Želimir Žilnik of Slobodan Šijan – wordt de toeschouwer door de persoonlijke geschiedenis van twee Servische kunstenaars geleid, die beiden in 2001 de wijk namen naar West-Europa.

Hoewel precieze historische informatie structureel ontbreekt – Hoe oud zijn Mitrović of Aleksić nu eigenlijk? Waarom gingen ze nu precies weg uit de industriestad Zrenjanin? Hoe brachten ze de burgeroorlog door? – volgt de voorstelling een lineaire opbouw vanaf gezamelijke lagere-school-herinneringen tot aan zoiets als het heden. Aleksić woont na professionele omzwervingen als filmacteur in Italië weer in Servië, terwijl Mitrović vanuit Brussel en Amsterdam theater maakt en de diaspora klaarblijkelijk omarmd heeft.

Theater Frascati gonst van de opgetogen gesprekken voordat de voorstelling begint. I am not ashamed of my communist past lijkt een beetje op een reunie voor ex-Joegoslaven. Tijdens de voorstelling wordt er vol herkenning gelachen en meegeleefd, zoals dat gaat op feestjes waar mensen niet kunnen ophouden hun gezamelijke verleden op te halen aan de hand van popliedjes en kindertelevisie. Maar persoonlijk wordt de voorstelling nooit, althans voor iemand die alleen via de boventiteling de Servische sentimental journey kan volgen. Dilemma’s, vragen, discussie – nu de oorlog alweer bijna twintig jaar geleden is, zou je denken dat er zoiets als reflectie mogelijk is.

Maar het is vooral de ‘oude doos’ die wordt omgekieperd. Fragmenten uit oorlogsfilms die het partizanenbestaan verheerlijkten en liedjes over klaprozen die uit het bloed van gevallenen groeiden, roepen de couleur locale van de jaren ’60/’70/’80. Dat Joegoslavie een multiculturele droom waarmaakte, wordt aangestipt in een verwijzing naar oma’s uit Herzegovina en Montenegro. Mitrović continueert het triomfantelijke van Tito’s Joegoslavië door met liefde pioniersdansjes en dronken vaders te parodiëren, en het daarbij te laten.

Zoals het hoort bij een lecture-performance informeren Mitrović en Aleksić het publiek over de opzet van hun voorstelling. Maar eigenlijk is het een nogal verwarrende aangelegenheid, aangezien allerlei hete hangijzers structureel worden vermeden. De beruchte Joeslavische film als spiegel van de maatschappij, thema’s als het socialistische verleden of het recente neoliberale revisionisme, dit alles wordt wel aangekondigd maar geen moment serieus opgevoerd, of verwerkt.

Het meest duidelijk wordt dit wanneer, na wederopbouw en Tito-fernalia, de jaren negentig verbeeld worden in een flamboyante scene met stevige muziek, veel rook, paars licht, snel gemonteerde filmfragmenten en redelijk blote, je zou kunnen zeggen sexy peformers. Drugs, feesten en oorlog gingen goed samen, lijkt Mitrović te zeggen, maar het blijft gissen.

De voorstelling eindigt met een onderdrukte discussie. Mitrović verwijt Aleksić dat hij het roemruchte Joegoslavische verleden heeft ingeruild voor een mafioos en homo-onvriendelijk Servisch heden. Aleksić verwijt Mitrović in het verleden te leven, en dat beaamt zij: ‘Ik ben Joegoslaaf en dat land bestaat niet meer.’

Het triomfantelijke van de Balkan Diva, zoals Mitrović schertsend door Aleksić wordt aangeduid, wordt met de propagandafilmpjes en verhalen uit de oude doos wel enigzins van context voorzien, maar eigenlijk staat I am not ashamed of my communist past vooral bol van de loze beloften: noch de Joegoslavische cinema, noch de recente Joegoslavische geschiedenis worden enig moment serieus genomen. Het blijven hangen in nostalgie en niet waargemaakte beloftes – het is misschien wel de meest adequate beschrijving die Mitrović aan haar Joegoslavië wil verbinden, maar écht duidelijk wordt dat niet en teleurstellend is het sowieso.

Foto: Marko Berkesš