In het pikkedonker licht een klein vlammetje van een lucifer op, dat snel weer uitdooft. ‘Wat goed dat jullie er allemaal zijn’, zegt een stem. Het is Tom Pain, het hoofdpersonage in deze monoloog. In iets meer dan een uur legt hij de trauma’s van zijn leven op de snijtafel. (meer…)
Kijken ze wel spontaan genoeg? Zoomt de camera nu wel of niet op ze in? En in welke richting galopperen die denkbeeldige paarden? Twee figuranten, opgetuigd in historische legerkostuums, doen hun uiterste best een rol van betekenis te spelen. De lunchvoorstelling Huzarenstuk biedt een tragikomische blik op het leven van onbeduidende mannen met net iets te grote dromen.
In vol ornaat poseren de twee ijverige figuranten bij een knullig tafeltje in een leeg graslandschap, met in de verte af en toe een strijdgeluid. De een, gespeeld door Bram Coopmans, staat in leeshouding met een krant in de hand, zó lang dat zijn armen beginnen te trillen. De ander, Flip Filz, zit op een krukje, een knie naar voren en zijn hand nonchalant in de zak van zijn Huzarenjas gestoken. De geforceerde houdingen in het tableaux vivant vraagt spierkracht die nauwelijks is vol te houden. Bovendien wil de conversatie tussen de twee niet vlotten. En waar blijft die camera?, vragen ze zich voortdurend af.
Door de verstilling in hun spel valt elk detail op. Het rare geknars tussen de tanden of het stiekeme krabben aan een dijbeen lijkt uitvergroot en werkt op de fantasie. De twee maken er ook écht karakterrollen van. De een heet Jonkheer Witgewitz, zo heeft hij bedacht. ‘Ik ben van lage adel. Afgesneden van mijn eenheid. Maar in het echt zit ik in de politiek. Mijn leeftijd laat zich moeilijk raden.’
Dat ze door dik en dun hun rol volhouden en bloedserieus hun best blijven doen, werkt op de lachspieren. Hun samenspel is vergelijkbaar met de traditionele rolverdeling van een komisch duo, de betweter en zijn onhandige tegenspeler. De een weet meer van het figurantenwerk dan de ander. Dat het gaat om continuïteit in het beeld; dus niet ineens je jas uittrekken of de fles water leegdrinken. Vervolgens vergeet hij zelf zijn soldatenmuts weer op zijn kaalgeschoren hoofd te zetten. En als er plotseling paarden voorbij galopperen, kijken ze ieder een andere kant op. De een volgt de dieren van links naar rechts, de ander van rechts naar links. Die scène wordt er dus zeker uitgeknipt.
De speelstijl is droogkomisch en goed getimed, met een subtiele mimiek. Zeker in het eerste deel van de voorstelling zijn ze als levende standbeelden, die acteren op de vierkante milimeter.
Flip Filz schreef ook de tekst van de tragikomische eenakter, die een bredere betekenis heeft. Het leven van de figurant, die hoopt dat zijn enige filmscènetje niet sneuvelt bij de montage, verwijst naar al die andere onopvallende mensen. Die in de schaduw leven en zo graag in de zon willen staan. In een interview in het programmaboek vertelt hij dat het idee is ontstaan in een periode dat hij zonder werk zat. ‘Ik merkte dat het heel moeilijk is om je identiteit vast te houden wanneer je uit het arbeidsproces valt. Uit het succesverhaal. Wat blijft er van je over als je jezelf niet belangrijk voelt?’ Tussendoor verwijst zijn tekst dan ook naar het leven in de bijstand. ‘Mensen die in een uitkering zitten, plegen vier keer vaker zelfmoord.’ Waarop een absurde discussie ontstaat: ‘Hoe doen ze dat dan? Hangen ze zich op, onder water, aan een rijdende trein?’
De tekst is geestig en vol intelligente kwinkslagen, maar de spanningsboog zakt halverwege een beetje in en mag strakker worden getrokken. Het slot is een beetje diffuus. Waarom geven de mannen de moed op? De hoop dat ze in een film, achter een beroemd acteur, aan een restauranttafeltje zullen zitten. Of in een park mogen lopen waar de hoofdpersoon langs jogt.
Deze ambities van de kleine man, het lange wachten en de vraag waarop ze eigenlijk wachten, maken de voorstelling tot een tragikomisch juweeltje.
Foto: Ben van Duin
Luister hier naar de podcastrecensie van Huzarenstuk voor De Theaterpodcast.