Krant, de nieuwe voorstelling van De Veenfabriek, richt de blik op het feit dat bijna alle kwaliteitsmedia in Nederland in handen zijn van twee Vlaamse uitgevers. Helaas gooit schrijver en regisseur Joeri Vos, net als de journalisten die in zijn stuk de hoofdrol spelen, te veel zaken op een hoop om tot een samenhangend verhaal te komen. (meer…)
De verwachtingen waren terecht hooggespannen voor het derde deel in het drieluik De Klap van toneelauteur en regisseur Joeri Vos. Na De Klap I: Krant, over de dilemma’s binnen de journalistiek, en De Klap II: Recht, waarin politiek en internationale mensenrechten worden geanalyseerd, volgt De Klap III: Hulp. Hierin komen we terecht in een problematische wereld van hulpverleners en hun goede bedoelingen. Ze doen hun uiterste best, vaak op vrijwillige basis, maar zijn verstrikt in regeltjes – en vooral in elkaars ditjes en datjes.
De spelers in Hulp zijn deels dezelfde als in de twee eerdere edities. Het podium is een rommeltje van zakken met afgedankte kleren, een bandstandje voor de lokale musici en een tafel waaraan Maarten, een zorgbehoevende man, pindaslingers voor de tuinvogels rijgt. Hoofdaandeel hebben Margot (Jacobien Elffers) en Cobi (Nimuë Walraven), twee uitgebluste hulpverleners. In welbewust slonzige kostuums heeft het duo een ondoorgrondelijke dialoog waarin geen enkele zin af is, elke mededeling door een ‘maar’, ‘ja maar, nee, ja’, ‘hè’, ‘nee… ja… ja, nee’ etc. wordt begeleid.
Aanvankelijk lijkt dit een slimme taalkundige analyse van het verdoezelende taalgebruik uit de zorgsector, waarin niemand een écht besluit durft te nemen. Gaandeweg wekt deze omfloerste taal steeds meer ergernis, omdat de spanning eraf gaat en alle personages in hetzelfde register spreken. Margot moet bij Cobi even ‘spuien’ uit onvrede over een van haar collega’s. Cobi incasseert met hoofdknikjes, non-verbale communicatie en soms prachtig stil spel.
Ondertussen brengen zij en de overige spelers, onder wie Guido (Phi Nguyen) en Dennis (Roland Haufe), een zaaltje in gereedheid voor een benefietavond voor het door een zware tsunami getroffen Chili. Het is roerend en hartbrekend om te zien met welke inzet vooral Cobi en Margot de avond in goede banen willen leiden. Dennis loopt wat doelloos rond, komt voortdurend met wat te eten (veel zoetigheid) het podium op en Guido probeert vergeefs enige orde aan te brengen. Dennis en Cobi krijgen iets moois samen, maar veel verder dan wat gestamel komt het niet. Ondertussen gaat de soundcheck van het buurtbandje onverdroten door met Bastiaan Woltjer (trombone) en John van Oostrum (gitaar).
Op deze manier lopen verschillende verhaallijnen door elkaar, en wordt het geheel vooral heel erg soft, om in jargon te blijven. Hulp is een hybride voorstelling die maar geen echte contouren krijgt. Afgezien van de technische storing met de zendmicrofoons bij de première, slechts deels verholpen tijdens de voorstelling zelf, is het niet duidelijk of we kijken naar een ode aan de hulpverleners of naar een persiflage op mensen met al hun goede bedoelingen.
Ook de interactie tussen muziek en spel, toch wel essentieel als je spreekt over een muziektheatervoorstelling, is compleet zoek. Af en toe blaast Woltjer met verve op de trombone en doet Van Oostrum iets op gitaar, maar daar blijft het bij. We komen er niet achter of de storende techniek van zijn instrumentarium welbewust is, dus hoort bij de soundcheck, of een hinderlijk mankement.
Ter begeleiding van Hulp brengt gezelschap De Veenfabriek een uitvoerig programma uit, onder meer met een interview met Vos en coauteur Teun Smits. Als je dit leest ontstaat de indruk dat er, mede dankzij een stage bij enkele zorginstellingen, vol liefde over de sector wordt geschreven. Maar ergens is de daadwerkelijke uitvoering een geheel andere kant opgegaan. De onaffe, lijzige spreektaalzinnetjes en de loze, haperende woordkeuze waarvan de spelers zich bedienen keert zich uiteindelijk tegen het stuk zelf. Je kunt op den duur niet geloven dat hier sprake is van goede intenties bij de makers.
Misschien is nog wel mooi aan het slot als Cobi, die zo graag gelukkig wilde worden, verzucht dat het te laat is, dat alles in het leven ‘dubbel’ is (en dat tien keer herhaald), maar het kwaad is geschied: de zo verdiende compassievolle aandacht voor de mensen die het goed voor hebben met de wereld is omgeslagen in een ongemakkelijke en pijnlijke satire.
Foto: Isabelle Renate la Poutre