Daar staat koningin Hekabe van Troje, trillend van spanning om het Trojaanse paard, barstenvol gevuld met Griekse strijders, de stadspoort binnen te laten.  Ze doorziet de list niet, want het paard betekent de ondergang van haar stad in de tien jaar durende Grieks-Trojaanse oorlog.

Deze scène is een van de hoogtepunten uit de voorstelling Huis van Troje, uitgevoerd door Toneelschuur Producties in coproductie met Internationaal Theater Amsterdam. De jonge Poolse regisseur Mateusz Staniak kiest terecht voor een extra accent op dit moment. Actrice Elsie de Brauw als koningin, gekleed in het bloedrood, vuurt haar stadsbewoners aan: ‘Laat het paard binnen, breek de poort af als die te klein is. De Grieken hebben verloren.’

Wie enigszins bekend is met het verhaal van deze klassieke oorlog zal even huiveren. Zo roept Hekabe het noodlot over zichzelf af. Regisseur Staniak brengt een ingrijpende bewerking van het verhaal. Hij laat het niet lijnrecht verlopen vanaf het begin van de oorlog – namelijk de roof van de beeldschone Helena door de Grieken – tot aan de val van Troje, maar hij breekt het verhaal in stukken. Allereerst door te beginnen bij de ondergang van Troje (dus bij het eind) en vandaaruit het verhaal te vertellen. Dat is riskant. Als toeschouwer en ook als speler moet je telkens een stap terug doen in de tijd. Het helpt enigszins dat een projectie aangeeft waar we zijn: een dag voor de val, bijvoorbeeld, of zes dagen voor de val enzovoort. Het is niet helemaal nieuw, Staniaks idee. Gerardjan Rijnders deed hetzelfde met de tragedie Medea (1989) door het einde naar het begin te plaatsen. Staniak voegt er nog een ingreep aan toe: elke stap terug in de tijd, als flash-back, wordt aangegeven met een donkerslag begeleid door zwaar aangezette elektronische muziek.

De vraag is of dat een goed idee is. Als toeschouwer word je telkens uit het verhaal getrokken, zeker in het begin als de tijdsspanne tussen de scènes ultrakort is. Gaandeweg wordt de verhaallijn gelukkig strakker en kom je dichter bij de personages. Een belangrijke rol, naast die van De Brauw, is weggelegd voor Cassandra, een van de intrigerendste personages uit de mythologie. Zij is de zieneres, zij voorspelt het kwaad en de ondergang. Maar Hekabe serveert haar af als een weerspannig kind.

Laura De Geest, die samen met Staniak verantwoordelijk is voor de bewerking van Euripides’ oorspronkelijke tragedie, maakt van Cassandra een ijzersterke rol. Ze bevecht haar gelijk, als een in het zwart geklede schim loopt ze over het toneel. Links van het podium staat een bak met water waarin papieren scheepjes drijven, dat is de vloot van de Grieken. Als Hekabe het paard wil binnenlaten, giet Cassandra bloedrode vloeistof in die geabstraheerde zee, als voorteken.

Links op de bühne prijkt een spiegelwand, als teken van de macht van de elite. Dit is het paleis. Hier leven Andromache, Polyxena en Paris. Zij behoren tot de gevestigde orde, het volk is afwezig. Nadrukkelijk wél aanwezig is een zwarte berg aarde, zo bedacht door decor- en lichtontwerper Zaza Dupont. Die aarde staat symbool voor het slagveld, de doden die begraven moeten worden. Als de berg aan het slot helemaal verkruimeld is, dan is de strijd verloren.

De vrouwenrollen zijn sterk bezet, beter dan de mannenrollen. Die zijn meer toegift en lardering, en dragen niet wezenlijk bij aan de verhaallijn. De rol van Polyxena door Mona Lahousse is, evenals de Andromache (Nadia Amin) schitterend. Vooral de confrontatie tussen Polyxena en Hekabe en Cassandra over haar voorgenomen huwelijk met Achilles, de moordenaar van Hector, is briljant gespeeld én geschreven.

De jeugdige Polyxena heeft helemaal genoeg van die eeuwigdurende oorlog, ze keert zich fel tegen haar moeder Hekabe die over niets anders spreekt dan die oorlog, haar leven lang. Haar ouderlijk huis, dit huis van Troje, is erdoor behekst. Hekabe wil zelfs dat Polyxena trouwt in haar eigen bruidsjurk, ook al zo’n fatale vooruitwijzing. Dan bemoeit Cassandra zich ermee, vol verwijt jegens Hekabe; zij voert altijd iets in haar schild, houdt er een dubbele moraal op na. Hier zijn regie, tekst en spel op hun best: met humor, verve en tegelijkertijd een diepe dramatische ondertoon krijgt de hele complexe Grieks-Trojaanse oorlog een persoonlijke stem. Polyxena wil ontsnappen aan die oorlog, omdat ze valt voor de stoere held Achilles.

Juist in een tijd als deze, met oplaaiend oorlogsgeweld, is het een sterk idee om het beroemdste oorlogsverhaal uit de klassieke tijd opnieuw te brengen. Regisseur Staniak legt geen directe parallellen, dat is aan de toeschouwer. Maar die zijn er natuurlijk wel, juist in de persoonlijke scènes, zoals die tussen dochters Cassandra en Polyxena en moeder Hekabe. Dan ervaar je als toeschouwer de ontwrichtende, ontregelende kracht van een meedogenloze oorlog die steeds zinlozer lijkt te worden.

Spil in dit web van oorzaak en gevolg is Elsie de Brauw die als Hekabe een ontroerende, korte monoloog houdt over het begin van de oorlog, ja, waar begint die? Stamelend probeert ze woorden te vinden, maar het lukt haar niet. Ze draagt een zwarte jas en hoofddoek om haar zoon Hector te begraven, de urn met as houdt ze vast. Het is schrijnend en weergaloos mooi wat de voorstelling hier vermag.

Foto: Sanne Peper