In Let’s play zien we een in zichzelf gekeerde jongen, die passief ronddoolt in zijn kamer, in joggingbroek en T-shirt, in het halfdonker zijn tanden poetst en een stapel trays aan halveliterblikken Monster Energy op voorraad heeft. (meer…)
Regisseur en artistiek leider Arie de Mol raakte gefascineerd door de foto’s van de Amerikaanse Francesca Woodman (1958 – 1981) die tussen haar 13de en 22ste levensjaar honderden foto’s maakte en uitgegroeid is tot een cultfiguur. Op haar 22ste pleegde ze zelfmoord door van het dak van een gebouw te springen.
Wat maakte deze fotografe tot de kunstenares die ze was, hoe leefde ze, ‘waarom legt iemand, die de wereld zoveel te vertellen heeft, zichzelf het zwijgen op?’ In heel veel woorden krijgen we een beeld van de kunstenares, over haar opvoeding, haar manisch-depressief gedrag. Sluitende antwoorden krijgen we niet, gelukkig maar. Dit concrete geval is vooral een aanzet om over kunst en zijn functie in het algemeen na te denken.
Fotowerk van Woodman op A4-formaat afgedrukt hangt op de panelen die het podium nog afschermen. Veel tijd om ze te bekijken krijgen we niet, want de vier speelsters staan klaar om te beginnen. Eerst spreken ze over Francesca. Wat ze haatte, waarvan ze hield. Sommige zinnen worden getypt op de laptop en geprojecteerd. Ook schrijft een speelster wat zinnen op die via een overhead te lezen zijn. Francesca haat kunst, liefde, is dol op kunst en liefde en vooral seks, wil zich zelf veranderen maar weet niet hoe.
Dan gaan de speelsters over op ‘ik’. Zij vertolken het personage Francesca met hun vieren. Haar verlangens, haar seksualiteit, haar artistieke ambities, haar steeds terugkerende twijfels. Het zijn gevoelens en gedachten die eigen zijn aan artiesten. Daarmee is dit verhaal eerder een case-study over wat en waarom kunst is. Het is geen biografie, maar een illustratie van wat er in deze persoon geleefd zou kunnen hebben.
Anne Vegter (De Dichter des Vaderlands) en haar partner Erik-Ward Geerlings, die al eerder voor tg Maastricht stukken schreef, schreven de tekst. De ene keer stort een woordenbrei met vragen, mogelijke antwoorden, oprispingen, teleurstellingen over je heen, de andere keer krijgen we wat rustigere en meer mijmerende momenten over situaties en gebeurtenissen die een emotionele impact in zich hebben. Zo was het relaas over Woodmans bezoeken aan de therapeut een van die heldere en verhelderende momenten. Dat werd verteld door de actrice Nadia Min. Zij kon, samen met Nina Fokker meer indruk maken dan Lore Dijkman en Jessie Wilms. Die bleven wat te oppervlakkig en te eendimensionaal in hun spel.
De vier vertolksters van het personage spreken de ene keer rechtstreeks tot het publiek, dan weer via close-up-projecties van hun gezichten (en soms van hun handen,voeten, andere lichaamsdelen). Ze kleden zich regelmatig om, in de jurkjes die Woodman blijkbaar altijd droeg; ze maken soms danspasjes, gesticuleren hectisch, schreeuwen vaak. Mooie momenten zijn het als de naaktfoto’s van Woodman geprojecteerd worden op de jurkjes van de speelsters, als er een liedje gezongen wordt met gitaarbegeleiding, als de beelden en de muziek voor zichzelf kunnen spreken.
Een fotografe in beeld brengen met zoveel woorden, dat wringt eigenlijk. De fotografe wil via haar beeld spreken. De toeschouwer kijkt naar dat concrete beeld, en dat wekt de verbeelding op. Dat doet iets met de kijker, inwendig. In deze voorstelling domineert, ondanks de projecties, het woord. Naar het einde worden de foto’s zelfs omgedraaid en zijn het letters die een geschreven zin vormen.
In de tekst worden fundamentele vragen gesteld, en dat maakt de voorstelling ook wel boeiend, mede door de afwisseling in projecties en muziek. Maar het geheel laat een nasmaak achter van een exposé. Het wordt allemaal zo expliciet gezegd. Er wordt zoveel uitgelegd. Over haar ouders, over haar minnaars, en nogmaals over haar ouders, over haar twijfels, haar ambities, haar waanzinmomenten. Terwijl de paar geprojecteerde foto’s zo veel meer suggereren, zo veel meer vertellen.
Er is een scène waarin de vier speelsters op de grond liggen, naast elkaar. Door de projecties wordt dat beeld verdriedubbeld. Een voor een richten ze zich op. Zonder woorden, heel duidelijk het gevoel van dat moment verbeeldend. Zo zijn er meer van die treffende beelden (o.a. met videobeelden van ruisende bladeren), maar die worden dan weer overspoeld door gesproken, getypte en geschreven woorden. En al die woorden, hoe mooi ook geformuleerd, en met rake quotes, zijn te vaak te veel.
Wat ook jammer is, is dat je de foto’s van Francesca Woodman achteraf niet nog eens rustig kunt gaan bekijken en op je laten inwerken; het lijkt wel of de woorden de beelden compleet vervangen hebben.
Foto: Ben van Duin