Het zijn twee tegenpolen, de bedeesde vluchteling en de blinde paaldanseres in Zwartkijker: hij voelt zich bekeken, opgejaagd; zij wórdt bekeken en put daar kracht uit, autonomie. Hij vluchtte uit de woestijn, werkt nu als schoonmaker in De Blauwe Planeet, waar zij als danseres werkt. (meer…)
Manager is niet het ideale beroep om op een verjaardag mee aan te komen. Hoog tijd dus dat daar eens theater over gemaakt wordt. OT-regisseuse Mirjam Koen vroeg Michaël Bloos om samen een voorstelling te maken over de macht en de onmacht van de manager. Het leek vooraf niet de bedoeling, maar de onmacht wint het toch weer.
Nooit een vak geleerd,
z’n handen staan verkeerd,
onze Jan is manager geworden.
Nergens voor geschikt
heeft-ie ’t geflikt:
onze Jan is manager geworden.
Werken lukte nooit zo goed,
maar nu vertelt-ie hoe het moet:
onze Jan is manager geworden.
Want heel vroeg begreep-ie al:
de beste stuurlui staan aan wal,
en bij voorkeur op een lullig ministerie of stadhuis.
Het liedje van Joop Visser moest wel een plaatsje krijgen in How to Manage: als je de bal voor het intikken hebt, maai je er niet overheen. Het geeft ook mooi het wantrouwen weer tegen wat eufemistisch overhead is gaan heten.
Het begin van de voorstelling is sterk. Probeer het zelf: google eerst ‘manager’ en dan ‘leider’ en vergelijk de afbeeldingen. Een manager geniet met een jasje aan van zijn positie, een leider verbindt mensen.
OT Rotterdam (voorheen het roemruchte Onafhankelijk Toneel) brengt de voorstelling uit. De subsidie voor de groep is geminimaliseerd, maar Mirjam Koen houdt samen met echtgenoot Gerrit Timmers ook met beperkte middelen de vlaggen van interessant theater en talentontwikkeling hoog, in een klein theaterzaaltje aan de Coolhaven. Het wordt een beetje een familiezaak: Dora Timmers, opgeleid als filosoof, deed research voor de voorstelling, vader Gerit beheert de bar en scènefotograaf Pepijn is de zoon van de te vroeg overleden Ton Lutgerink, nog een OT’er van het eerste uur. Als er nog eens ruimte komt voor bewezen kwaliteit, subsidiënten, vergeet dan het OT niet.
Bloos vertelt dat hij voor de voorstelling een managementcursus heeft gevolgd. De vruchten daarvan projecteert vj/muzikant Eric Magnée achter hem: een jungle van schema’s, sheets en managementlingo. Dan komt de geschiedenis: van boeren in Mesopotamië, slavenmanagement in Rome (hoe kun je ze harder laten werken?) en kloostermonniken, kom je in de moderne tijd van massaproductie, de verheerlijking van de stampende en dampende vooruitgang van de futuristen (prachtig beeld), filosofieën en bewegingsonderzoek om de productie op te voeren.
Tot zover zou je de voorstelling neutraal kunnen noemen. Dan komt de jonge managementbachelor in contact met een sneue vakgenoot zonder vrienden en houdt hij een motivatiepresentatie, na de obligate voorbereidingen voor de spiegel. (‘I am great. I am convincing.’) Dan verwordt de manager weer tot iemand die de vooroordelen tegen zijn beroepsgroep volop verdient. Het einde, waarin de managers overbodig worden verklaard, komt daarna te abrupt.
Bloos doet het uitstekend. Hij is een prettige en innemende verteller, maar overtuigt net zozeer in de stand arrogant. Hij voert zijn swingende, opgeschuimde peptalk uit met een onuitstaanbare motoriek.
De voorstelling heeft veel kwaliteiten, maar had beter in balans mogen zijn. Want wat moet je er nou mee, met die managers? Ze kunnen veel schade aanrichten, maar doen niet altijd alles fout en worden soms zelfs gewaardeerd. We kunnen lang niet altijd zonder.
Foto: Pepijn Lutgerink