‘’t Leven op zee is geen vertelsel – Door ’n duimsplankie zijn ze van de eeuwigheid gescheijen’: actrice Manja Topper van Dood Paard is Knier, dus niet Kniertje, in ‘het spel van de zee’ ofwel Op hoop van zegen (1900), het grootse sociaal-realistische toneelstuk van Herman Heijermans. Ze spreekt de woorden gelaten en ijzig uit, verweesd bijna. (meer…)
Tegen het einde van het stuk, als vele alternatieven voor de huidige wereldsituatie de revue passeren, bedenk je dat de voorstelling deze week in Parijs gespeeld moet worden, voor alle politici en onderhandelaars op de klimaattop. Dat zou hen aansporen om iets te doen. Iets goeds, dat tot hoop stemt. Bijna blij huppelend verlaat je de zaal. Hoop van Het Nieuwstedelijk is zo’n stuk dat aanzet om over de inhoud te spreken en niet zozeer over de opvoering an sich. Het spel en de enscenering zijn zo goed dat je dat als vanzelfsprekend tot je neemt.
Margaret Thatcher gebruikte in de jaren tachtig de dooddoener dat er geen alternatief was. Een slogan die de laatste tijd in Vlaanderen en ook elders vaak klonk. Maar Het Nieuwstedelijk (een samengaan van Braakland/ZheBilding en De Queeste) laat met het slotstuk van hun trilogie zien en horen dat er wel veranderingen mogelijk zijn, van hele kleintjes tot hele grote.
Braakland/ZheBilding maakte in 2012 Hebzucht over de bankencrisis van de jaren ervoor, waarin de banken danwel gered werden, maar de economische en politieke gevolgen voor de gewone mensen bleven. Het tweede deel Angst (samen met De Queeste, 2013) liet de spots op de politici schijnen, hoe zij het puin moesten ruimen en hoe zij zich in allerlei bochten moesten wringen om de ware machthebbers en zichzelf ter wille te zijn. Op de scène stonden telkens zeventig tot honderd figuranten – gewone mensen, de speelbal en inzet van de politieke spelletjes.
Theaterauteur en regisseur Stijn Devillé kon het niet over zijn hart verkrijgen om het daarbij te laten en de mensen met alleen maar cynisch pessimisme op te zadelen. Hij en zijn entourage voelden zich verplicht om mee te werken aan een verandering. Er bestaan al burgerinitiatieven, zoals voedselteams en Hart boven Hard, er zijn gemeenten en steden die projecten hebben om klimaatneutraal te worden door bijvoorbeeld voor een eigen verwarmingssysteem zorgen, er verschijnen boeken en theorieën die systeemoplossingen bieden en inzichten geven over hernieuwbare energie, over nieuwe samenlevingsvormen, enzovoorts. Dat alles bestudeerde hij en net als bij zijn vorige stukken leidde al die research en zijn schrijftalent tot een wervelend stuk met prikkelende personages, heerlijke verbale pingpongspelletjes tussen de antagonisten, en een meeslepend tekstueel ritme.
Voor een goudkleurig koordgordijn vuren de personages hun bij wijlen vileine gedachten virtuoos, hilarisch én luchtig op elkaar af, als in een betere variété-revue, zonder showtrucjes maar wel met de nodige glitterende kostuums. Een combo zit achter de gordijnen, speelt jazzy, goed in het oor klinkende melodieën. Het zorgt voor schwung, ondersteunt het spel maar zet ook het ritme aan. De spelers en de muzikanten weten steeds net boven het randje van het variété-cliché uit te stijgen. Knap.
Personages uit Hebzucht en Angst bevolken het podium, maar je hoeft de vorige delen niet gezien te hebben om het te kunnen volgen. (Wel krijgt het publiek de kans om in de komende maanden de drie delen achter elkaar te zien.) Hoop situeert zich in 2018 (om een slag om de arm te hebben?). Er is de christen-democratische politicus, die in het vorig stuk nog eerste minister was en nu burgemeester van de tweede grootste stad van het land is. De liberale minster van toen is dood maar verschijnt toch regelmatig om zijn dochter, die nu minister van energie is, de les te lezen. Er is de autistische nerd Carl Jacobs die in de vorige delen beursspelletjes deed, niet om het geld maar gewoon om het spel. Nu houdt hij zich bezig met ruimtevaartprojecten. Hij wordt aangesproken door een nieuwe excentriekeling, Egon Starck, die als jonge ondernemer al heel wat innoverende projecten op zijn naam heeft staan. David, die als straathoekwerker in het verleden de mensen soep gaf, heeft nu een advocatenkantoor.
Met zijn drieën bedenken ze nieuwe plannen, onder het motto ‘wij moeten niet meedoen op de golven, wij moeten de golven maken’. De fossiele brandstoffen moeten verboden worden, delen is belangrijker dan hebben. En kijk, de anderen doen mee! Die zitten met persoonlijke zorgen (kanker, een zwaar gehandicapt kind) en mede daardoor zijn ze wellicht gevoeliger om het repressief neoliberalisme af te zweren. De verbeelding is zowaar zoals in de zestiger jaren weer aan de macht! Het geloof in een betere toekomst spettert op het einde van de scène af. Ook nu verschijnt het kind als de reddende engel, als de personificatie van de hoop.
Alle spelers gaan de zaal in en beweren met een aanstekelijk charisma dat je maar drie tot vijf procent mensen nodig hebt om de wereld te veranderen. Een grote en snelle woordenstroom laat het ene alternatief na het andere horen. Het duurt allemaal wat te lang voordat de verbale taal helemaal overgaat in een lichaamstaal vol kleine bewegingen, met de armen, met de handen, met alleen maar vingers. Dat werkt aanstekelijk, en je laat je zowaar meeslepen in het geloof van de hoop. Tot je na het weekend de krant openslaat en leest dat Le Pen over Frankrijk walst, en dat de onderhandelingstekst op de klimaattop zelfs niet de beoogde grens van twee graden opwarming haalt. Maar toch…
Foto: Het Nieuwstedelijk