Tijdens het lezen van de programmatekst bij Deus nos acudi is het onvermijdelijk aan het begrip ‘habitus’ herinnerd te worden, zoals dat zo’n veertig jaar geleden gedefinieerd is door de Franse socioloog Pierre Bourdieu: het is het geheel van waarden en gedragingen die je onbewust opdoet in het milieu waar je geboren wordt en dat je voor de rest van je leven meedraagt. (meer…)
Waar komen we vandaan en waar gaan we naar toe? In Hominideos maakt choreograaf Melin Nyakam uit Kameroen de balans op in een aanstekelijke, rituele ratatouille van stijlen waarin dans, muziek en zang elkaar afwisselen.
Zonder verleden geen heden, zonder traditie geen vernieuwing. Dat is zo’n beetje het statement van Nyakam, die is geboren en opgegroeid in een familie van dansers. In de voorstelling Hominideos grijpt hij terug en blikt hij vooruit, soms ernstig maar vaak ook met een flinke dosis humor.
Eén voor één komen de performers op in oranje broekjes. Het gewicht van hun lichaam verplaatst zich overdreven van het ene op het andere been. De rug is gebogen. De huid is bedekt met klei, waardoor we alleen de contouren van de lichamen gewaarworden. De groep loopt in een cirkel door de ruimte, de één is klein, de ander groot en robuust. Gaandeweg het cirkelen rechten de ruggen zich. De pas wordt versneld, kleinere dansers halen grotere in. Als dat patroon zich herhaalt, werkt het op de lach.
In slechts een enkele scène vat Hominideos de kern van een betoog samen: al zijn we verschillend, we zijn allemaal één en zo is het altijd geweest. Direct na deze meeslepende opening – die ons meteen in ritmische sferen brengt dankzij de unisono passen van de dansers – belanden we in een mysterieus landschap van projecties, waarin de hoofden van de dansers op de vloer worden geprojecteerd. Een vloer die ook de circulaire sporen van klei toont. De aarde, dat zijn wij.
Nyakams symbolische beelden zijn doeltreffend, maar hij verklaart ze nergens heilig. Nee, hij ontheiligt ze evengoed ook weer, met speelse, bijna clowneske intermezzo’s. Zo wordt het loopje van de prehistorische mens gaandeweg de voorstelling een ware comic.
Bachir Sanogo en Daniel Seh, de twee muzikanten van het zevenkoppige ensemble, mengen de expressieve Senegalese Sabar met de ritmes van de Bikutsi uit Kameroen. Maar ze dansen evengoed ook mee. Live-muziek wordt op die momenten afgewisseld met gelaagde opnames en zo is de inbreng van muziek even eclectisch als de performance. Explosief zijn de duetten waarin de dansers (waaronder Nyakam zelf) elkaar uitdagen en opzwepen. Tegenover de zes mannen zet Nyakam een witte vrouw (Alexane Albert). Hij isoleert haar positie in korte solo’s. Al ligt het voor het oprapen, nooit wordt haar aanwezigheid gedramatiseerd. Ze is evengoed één van hen, als dat ze eenling is.
Tussen de dansen weeft Nakam videoprojecties, altijd gericht op de vloer. In die beelden rukken de dansers soms ook elkaars ledenmaten af. Zijn dat verwijzingen naar lugubere confrontaties? Hominideos wordt echter nergens zwaar of donker, nee, eerder is de voorstelling ultralicht. Al is het alleen al om de vele knipogen die Nyakam zelf geeft in zijn rol van kleine nar.
Na een clowneske interactie met zijn muziekmaat Seh en de introductie van een bloem die uit het instrument wordt getoverd, speelt en zingt Bachir Sanogo met zijn Kamalé N’Goni (een soort harp-gitaar van kalebas) een prachtig lied en wordt ook het publiek de performance nog even ingezogen. Natuurlijk zingen we mee. Vol optimisme neemt Nyakam ons mee naar wat komen gaat. We zullen het samen moeten doen, zo luidt overduidelijk de boodschap.
Foto: Peggy Riess