Het is altijd spannend wanneer een groot talent uit de hoegenaamd alternatieve of experimentele scene de stap maakt om te choreograferen voor een groot gezelschap. Processen die eerder met een kleine groep werden ontwikkeld, moeten nu gedeeld worden met veel meer mensen, niet alleen op de vloer, maar ook in het apparaat. Bij grote gezelschappen zijn allerlei dingen vaak al lang ‘gechoreografeerd’, in die zin dat ze esthetische en organisatorische gewoontes hebben, die hoe dan ook een stempel drukken op het werk. (meer…)
Highlights van het Zweedse Cullberg Ballet speelt met de clichés rond identiteit en seksualiteit. De choreografen Eszter Salamon en Trajal Harrell reflecteren ieder op een eigen manier op het onderwerp en binnen het Cullberg-ensemble werden de dansers en danseressen bewust opgesplitst.
Dankzij medische ontwikkelingen is het steeds gemakkelijker om van geslacht te veranderen. Anderzijds staan de gelijke rechten voor vrouwen en homoseksuelen onder druk door conservatieve en radicale stromingen. Het is een contradictie en niet voor niets is het begrip gender opnieuw een hot issue in de kunst. Reden voor het Cullberg Ballet om twee spraakmakende choreografen los te laten op het onderwerp. De opdracht was van tevoren geformuleerd door de nieuwe artistiek leider Gabriel Smeets: maak een choreografie met de mannelijke dansers van het gezelschap en met de vrouwelijke. Het is een concept waar je naar uitkijkt, omdat nu eenmaal binnen de dans en zeker binnen het ballet ook vastgeroeste idealen heersen ten aanzien van het mannelijke en vrouwelijke lichaam.
De New Yorkse choreograaf Trajal Harrell onderzocht jarenlang de uitgangspunten van de postmoderne dans. We zagen dat in Judson Church is Ringing in Harlem (Made-to-Measure) / Twenty Looks or Paris is Burning at the Judson Church, een voorstelling die het Holland Festival vorig jaar programmeerde in het Stedelijk Museum. Niet het spannendste deel van de serie voorstellingen die Harrall ontwikkelde rond het gegeven. Veel pakkender was (M)imosa, een voorstelling die hij creëerde samen met Cecilia Bengolea, François Chaignaud en Marlene Monteiro Freitas. Harrell past de principes van de vogue toe in zijn werk. Hij kopieert – vogue is het zich eigen maken van een specifieke stijl of vorm – en bevraagt op die manier stijlen uit de dans- en bewegingsgeschiedenis. Zo laat hij ze herleven, behalve de postmoderne dans ook de Japanse Butoh en nu dus de moderne dans.
Zes mannen blazen de spirit van moderne dans nieuw leven in, een dansbeweging die vorm kreeg dankzij een aantal voornamelijk vrouwelijke en zeer feministische pioniers (Graham, Duncan, Saint Denis). Interessant is het uitgangpunt van The return of the Modern Dance zeker, maar dat het onderzoek naar de (vroege) moderne dans nog jong is, proef je ook. De choreografie is nog een aanzet. In hun dagelijkse trainingspakken zien we zes mannen, na een korte verbale introductie van de dansers op het uitgangspunt, een voor een dansen op een wit plateau (een referentie naar de ‘club’). Expressief bewegen de armen en heupen van de heren; het is een uitermate sensueel beeld.
Harrells muziekmix voedt de emotie met beladen nummers van Sade, James Blake en Lula Pena. Concrete beelden uit de moderne dans van destijds komen voorbij als de Nederlandse danser, Vincent van der Pas, zich zittend op de grond in een doek hult; een verwijzing naar Martha Graham’s solo Lamentation uit 1930. In het tweede deel hebben de mannen hun trainingsbroek ingeruild voor rokken en zwiert de stof om hun lichaam. Ook formele principes van de moderne dans krijgen een gezicht, als de mannen van rechts naar links traag over het podium stappen. Maar alles is nog wat vluchtig, een schets. Al geeft zijn onderzoek wel iets aan over een verlangen naar meer expressie en emotie, benieuwd zijn we vooral naar de diepgang en het vervolg van Harrells onderzoek.
Salamons vrouwenstuk na de pauze is van een andere orde en heeft veel weg van een travestieshow. De Hongaarse choreografe haalde een oud werk uit de kast, Reproduction (2004), waarin zij haar vrouwelijke dansers transformeert tot mannen. Wat maar aangeeft dat het onderwerp – en ook de invalshoek – niet nieuw is de danswereld, zeker niet in de conceptuele danshoek waarvan Salamon deel uitmaakt. De choreografie start met een rocknummer waarin ‘de mannen’ stoer poseren, daarna is het stil en kruipen de macho’s in vertraagde beweging als dieren naar elkaar toe, waar de beweging transformeert in verschillende seksuele standjes. Geleidelijk aan richten de ‘mannen’ hun gezicht naar het publiek zodat Reproduction de vorm krijgt van een peepshow.
Sommige vrouwen uit het ensemble maken absoluut indruk en weten de machoman in zichzelf feilloos te vinden (Patricia Vázquez en vooral Gesine Moog), anderen slagen hier minder in. Maar precies dat verschil boeit ook. In deel twee herhaalt het gegeven zich (en ook het rocknummer) maar zijn de ‘mannen’ tweeslachtig geworden. Wat we zien zijn acht variaties op Conchita Wurst. Leuk idee, maar tweeslachtig waren de acht natuurlijk al. Daarom voegt deel twee weinig toe. Behalve dat het publiek de hilariteit ervan wel kon waarderen. Theatraal zijn die acht Conchita’s, nog meer blijkbaar door de zichtbare bobbel in hun broek.
Foto Reproduction: Carl Thorborg