Rise and Fall begint onverwacht als een soort komische sketch voor twee heren. De performers, waarvan de een de choreograaf zelf is, communiceren met het publiek in hun eigen taal met daarbij kinderlijke gebaren met hun wijsvinger. Het speelse element blijft nooit ver weg in de voorstelling die volgt. (meer…)
‘De hemel is van ons. Je hoeft je er alleen maar thuis te voelen.’ De bewoners van de luxueuze, aan alle realiteitszin onttrokken woontoren waarin High-Rise zich afspeelt, voelen zich engelen: hoe hoger ze wonen hoe verhevener ze zich voelen van al het aardse.
Bij aanvang van deze theateradaptatie van J.G. Ballards dystopische roman uit 1975, neemt de laatste bewoner intrek in het gebouw: Alice (Imke Smit), die vermoedelijk na een suïcidepoging de veilige nabijheid van haar broer opzoekt – en niet vindt. Want architect Royal heeft dit gebouw misschien tot in de puntjes geperfectioneerd, tegen één ding is zijn ontwerp niet bestand: de afgunstige, ijdele, egocentrische, naar boven likkende en naar beneden trappende, doods- en doodsbange mens.
De woontoren is van alle gemakken voorzien: bewoners hebben geen enkele reden om het gebouw te verlaten en doen dat dus ook niet. Hooguit verlaten ze hun verdieping: nieuwsgierig naar de chiquere etages boven hen, of met lichte walging naar beneden – meestal om hun hond uit te laten. De dagen worden aaneengeregen door feestjes, alcohol, dansjes en gebral. Altijd klinkt er wel ergens de dreunende beat van een feest door de muren, vloer of het plafond. Een uit de hand gelopen kinderfeestje, verwoordt een van de bewoners het treffend.
Ontkennen is het sleutelwoord van de onthechte bewoners, die de mythe van maakbaarheid hebben geïnternaliseerd en zelfs het radicale verval van hun eigen flat naar iets positiefs ombuigen: ‘Misschien betekent deze verloedering wel het slagen en niet het mislukken van mijn gebouw.’
Als nieuwkomer fungeert Alice als gids die het publiek langs deze opgestapelde, onhoudbare schijnperfectie rondleidt. In tegenstelling tot de andere bewoners blijft zij op zoek naar iets wat haar nog doet denken aan de werkelijkheid, of op z’n minst aan een vorm van waarachtigheid of verbinding. Zij vraagt zich als enige nog af wat het betekent dat als er een dode bewoner beneden op het asfalt ligt – gesprongen, gevallen of geduwd; wie zal het zeggen? – iedereen kijkt maar niemand iets doet.
Hoe gaan we om met naderend onheil, vraagt Konvooi zich via het boek van Ballard af. De personages verschansen zich in een luxe-bunker, geïsoleerd van de rest van de wereld, maar hun grote antagonisten zijn uiteindelijk vooral zijzelf.
Met een uitgesproken voorkeur voor meerstemmige zangstukken en literaire bronnen en hun gulle theaterstijl, is Konvooi een collectief met een duidelijke signatuur dat zichzelf toch steeds opnieuw blijft uitvinden, nooit voor de herhaling kiest.
Met High-Rise ensceneert de groep een gestileerde dystopie. Prachtige harmonieuze requiems worden voorzien van elektronische soundscapes (muziek: Jan van Eert, Jimmi Heuting): als hemel en aarde die met elkaar aan de haal gaan, waardoor de meerstemmige koorzangen bij vlagen klinken als loepzuivere doodskreten. Het dagelijkse reilen en zeilen zit vervat in simultaan uitgevoerde choreografieën (Erik Bos): zwemmen, ontspannen of flaneren is hier iets wat je in eerste instantie voor bühne doet. De dialogen zijn snel, strak en (expres) vlak, ze worden voortgedreven door die altijd onrustige soundscape op de achtergrond. Het vaak frontaal op zaal gerichte spel ondermijnt onderlinge interactie per definitie. In deze levens is alles altijd vorm.
Helaas bleef de voorstelling tijdens de première in de Stadsschouwburg Haarlem wel erg op afstand. De ambitieuze balanceeract is om die vorm zo vet en uitgesproken mogelijk neer te zetten, maar de toeschouwer tóch te laten meevoelen. Tegelijkertijd afstand scheppen én slechten dus: de makers, onder aanvoering van regisseur Belle van Heerikhuizen, hebben zichzelf bepaald geen gemakkelijke opdracht gesteld.
Het kán wel: op Oerol, waar High-Rise deze zomer op een prachtige buitenlocatie te zien was en het publiek op de oplopende tribune meer onderdeel was van de weirde, pre-apocalyptische arena, vonden de spelers meer reliëf en dynamiek binnen de dwingende theatrale kaders waarin ze zich bevonden, waardoor er meer verbinding was met de toeschouwers. Het lijsttoneel sorteert een afstand die de voorstelling zelf ook al schept, en dat was misschien nét te veel van het goede.
Dat is ongetwijfeld ook een kwestie van inspelen. De ingrediënten zitten erin: de afstand wordt potentieel doorbroken met onverwachte emotionele uithalen en korte momenten van gedeelde intimiteit. Met meer rust en nuance zal High-Rise alleen maar groeien.
Foto’s: Bas de Brouwer