In Mensenkinderen geeft regisseur Doris Vervuurt een kijkje in het leven van volwassenen. Dat doet ze heel effectief via de blik en de stem van vijf kinderen. In een geknutseld, sprookjesachtig landschap zet ze haar publiek centraal, dat letterlijk en figuurlijk middelpunt wordt van de voorstelling. (meer…)
Wat zouden we kunnen leren wanneer we vaker met elkaar in dialoog gaan over de dood en wat er daarna (niet) is? Dat is het vertrekpunt van de voorstelling Hiernamaals, gemaakt door Doris Vervuurt en Lieke van der Vegt.
Op uitnodiging van Annie, een 85-jarige vrouw met rollator, en zoals later blijkt een van de spelers, mag het publiek naar binnen. In het midden van de zaal staat een draaischijf met twee stoelen erop. Tussen de stoelen hangt een gesloten gordijn met aan beide kanten lampjes bovenin. Om de installatie heen staan schoolbanken opgesteld in een kring, waarop het publiek mag plaatsnemen. Het is intiem: we zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
De voorstelling begint met een dromerige soundscape (Timon Persoon en Cas Samson), klinkend als wind, die het gevoel geeft dat we tegelijkertijd opstijgen en landen. Ondertussen flikkert het licht en is het een moment helemaal donker. Het is een overgangsritueel naar een andere ruimte.
Het concept is simpel: om de zoveel tijd nemen er op de stoelen vanuit de kring twee ‘spelers’ plaats, waarna het gordijn opent en ze met elkaar in gesprek gaan. Het zijn geen acteurs, ze zitten er als zichzelf. Door zich voor te stellen aan de ander, wordt meteen duidelijk dat ieder diens eigen achtergrond en context meeneemt.
De openingsvragen zijn recht voor zijn raap, zoals: hoe sta jij tegenover de dood? Of: ben jij bang voor de dood? De gesprekken eindigen als het gordijntje tussen de twee zich sluit. Soms midden in een enthousiaste gedachte of een moment van herkenning, zodat het einde de spelers overvalt.
Visies op het hiernamaals
Uiteindelijk zien we vijf tweetallen van verschillende leeftijden en met allerlei achtergronden, met allemaal hun eigen, soms verbazend stellige visie op het hiernamaals. Een natuurkundige die het katholieke geloof heeft afgezworen en zeker weet dat er niets is na de dood; een ander die ervan overtuigd is dat we eerst negen dimensies door moeten om daarna in de hemel te komen. Annie zegt dat dood dood is, en toch heeft ze de hand van haar overleden vader wel eens op haar schouder gevoeld. Ook levensgebeurtenissen, zoals de watersnoodramp of gediagnosticeerd worden met kanker, hebben invloed op hun perceptie op (het leven na) de dood.
De uitwisseling van beelden levert poëzie op. Volgens de één is het hiernamaals ‘een grote leegte, rustig en stil, maar ik ben er niet’, volgens de ander ‘zo mooi, zoals de Keukenhof’. Petri heeft het paradijs tot in de kleinste details uitgedacht. Toch zegt ze: ‘Ik weet niet honderd procent zeker of ik in de hemel kom’, want je vijand liefhebben als jezelf, dat is het moeilijkste wat er is.
Het concept brengt ook ongemak en stelligheid met zich mee. Hoewel het dialogen zijn, ontstaat er niet altijd gezamenlijk denken of zoeken. De spelers bevragen elkaar wel, maar vertellen vooral beurtelings hun eigen, vaak bijzonder uitgedachte visie. Er lijken geen nieuwe inzichten te ontstaan. Het resultaat is dat we tien visies op het hiernamaals gepresenteerd krijgen. Daardoor blijft er weinig ruimte over voor het niet weten.
Hoe kunnen we als mensen leven met de onzekerheid van het niet weten? Die vraag wordt in Hiernamaals niet gesteld, maar wel beantwoord: door het zoeken naar houvast. In een fantasie over engelen, de Keukenhof of een kraakhelder niets. Na mooie momenten van helderheid eindigt de voorstelling in hetzelfde donker als aan het begin: er is geen antwoord, er is alleen geloof. En misschien kunnen we dichterbij niet komen. Al met al nodigt Hiernamaals uit om na te denken over je eigen houvast ten aanzien van (het leven na) de dood.
Foto: Milagro Elstak