Is groter beter? Dat is de vraag die elke keer opkomt bij het zien van Het grootste Zwanenmeer ter wereld ®. Het registered-erretje doet vermoeden dat de XL-maat van de productie, of eigenlijk het zwanen-corps de ballet, niet alleen door artistieke motieven is ingegeven. Commercie speelt ook een rol: groot is mooi en veel is lekker. En dat is ook zo, tot op zekere hoogte. Zaligmakend is het niet. (meer…)
Hoeveel superlatieven zijn van toepassing op het optreden van Olga Smirnova in Het Zwanenmeer? Grof geschat: álle superlatieven. De Russische Bolsjoj-soliste, naar Nederland gekomen na kritische uitlatingen over de inval in Oekraïne, is gemáákt voor de dubbelrol Odette-Odile, de Witte en de Zwarte Zwaan. Wat nu al bijna een dooddoener is, na haar indrukwekkende optredens eerder dit en vorig seizoen, zoals die in de klassiekers Raymonda en The Sleeping Beauty.
Maar Odette-Odile is een ander verhaal, want Het Zwanenmeer is een ander ballet. Emotioneler, gelaagder. Rudi van Dantzig heeft er in zijn versie nog extra lagen aan toegevoegd, zoals een homo-erotische onderstroom en een vleugje maatschappelijk idealisme, waardoor de dramatische lading veel sterker is dan de vrij rechttoe rechtaan verhalen van Doornroosje en de Hongaarse prinses Raymonda.
Het Zwanenmeer, in 1895 gemaakt door Marius Petipa en Lev Ivanov op muziek van Tsjaikovsky, vertelt het verhaal van meisjes die door een boze tovenaar in zwanen zijn veranderd. ’s Nachts nemen zij hun menselijke vorm weer aan en dansen rond Odette, de Witte Zwaan. Alleen door de eeuwige trouw van een mens (een man; het ballet stamt uit de negentiende eeuw) kan de betovering worden verbroken.
Als prins Siegfried haar ontmoet, zweert hij een dure eed van trouw, maar breekt die vervolgens op een feest in het paleis als tovenaar Rothbart de prins voorstelt aan zijn dochter Odile, die hij heeft omgetoverd tot het evenbeeld van Odette. In verwarring gebracht kiest hij Odile, de Zwarte Zwaan, tot verloofde. Zij op haar beurt lacht hem uit en verdwijnt met haar vader. De Witte Zwaan Odette blijft in de macht van Rothbart. De wanhopige, berouwvolle Siegfried verdrinkt bij een ultieme reddingspoging in het meer.
Kenners van het ballet zitten in het algemeen vooral te wachten op de ‘witte akten’ met de zwanen, de tweede en de vierde, door Ivanov gechoreografeerd als een soort pre-abstracte muziekballetten. Zo ook bij de eerste voorstelling van de herneming van de klassieker door Het Zwanenmeer, en nog meer omdat de verwachtingen hoog gespannen waren.
Daardoor voelde de eerste akte des te langer. Vooral het feest voor Siegfrieds verjaardag met edellieden én eenvoudige dorpelingen (de laatsten zijn een toevoeging van Van Dantzig) zou sowieso een knipje kunnen hebben. Het miste nu ook de schattigheidsfactor en het visuele effect van écht kleine kinderen; de leerlingen van de Nationale Balletacademie zijn drie maten groter dan de kindertjes die in het verleden meedeelden in de feestvreugde.
De grote stoorzender op het feest en in Siegfrieds leven is leraar Von Rasposen, een ‘looprol’ die weer met verve wordt gespeeld door Raimondo Fornoni. Sowieso lijken het acteerwerk en de dramaturgische lijnen onder artistieke supervisie van Toer van Schayk weer wat dikker in de verf gezet, waardoor de gelaagdheid sterker naar voren komt.
De pas de trois in de eerste akte is fraai, zij het niet heel opmerkelijk. De (wissel-)sprongen van Sho Yamada (Siegfrieds vriend Alexander) zijn licht en zacht, bij Yuanyuan Zhang valt haar muzikaliteit op en Salomé Leverashvili is kittig maar niet heel scherp.
Siegfried zelf, gedanst door de elegante Constantine Allen, houdt zijn solo’s in deze eerste akte ingetogen, wat hem tot mooie, nobele en vooral zoekende prins maakt. In de tweede akte, als hij zijn ideaal herkent in de Witte Zwaan, maakt hij zich volledig dienstbaar aan haar. Zijn partnerwerk is uitstekend en attent en ook hier toont hij zich in zijn solo’s een danseur noble; nergens is hij in sprongen of vloeiend uitgevoerde complexere passencombinaties ostentatief virtuoos en in zijn gevechten met de boze tovenaar Rothbart (mooie rol van James Stout) lijkt hij wel erg krachteloos.
Des te meer gaat alle aandacht van het publiek naar Smirnova, die werkelijk adembenemend is als Witte Zwaan. Perfecte plaatsing, prachtige lyrische lijnen en ja, natuurlijk haar armen, die elke melodische frase in een vloeiende lijn invullen, ononderbroken, schijnbaar gewrichtsloos, waarbij de energie lijkt door te stromen naar haar torso, die door de miniemste verandering in spanning of rekking emotie uitdrukt. De vingerpirouetten aan het einde van de grote pas de deux van de tweede akte is zo onberispelijk dat ze in slow motion lijken te ontwikkelen. Elk detail is te volgen, tot en met de minuscule sidderingen van de serré’s die voorafgaan aan de vingerpirouetten.
Na al die verfijning komt de dans van de Vier kleine zwanen – altijd al, maar nu helemaal – enigszins als een koude douche, bovendien zou de uitvoering aanmerkelijk exacter kunnen. Floor Eimers en Jingjing Mao, de Grote zwanen, beschikken allebei over mooie sterke sprongtechniek en lange lijnen.
De subtiliteit waarmee Smirnova haar Odette portretteert, karakteriseert ook het duistere alter ego van de Witte Zwaan. In de derde akte zijn de bewegingen van Odile aanvankelijk nauwelijks aanwijsbaar maar wél voelbaar anders, harder, stekeliger. Naarmate haar macht over Siegfried toeneemt, komt haar venijn steeds sterker fysiek tot uitdrukking, met felle zwaaien, afwijzende armen en als de ‘buit’ binnen is een ronduit agressieve uitval naar de koningin-moeder en Alexander: je hoort bijna het woedende zwanengesis.
Ach ja, en die fouettés natuurlijk – maar wie geeft dan nog om fouettés? Er was een miniem hickupje, onmiddellijk hersteld, waarschijnlijk door velen niet opgemerkt. Ook Allen is fraai en elegant in zijn variaties in de derde akte, maar opnieuw niet overdreven virtuoos in sprong of draai. Spettterend is wel de voorman in de Hongaarse dans, Giorgi Potskhisvili en Joseph Masarelli is een heerlijk aanvallige snaak in de Italiaanse dans.
Het is echter vooral het verbluffende talent van Smirnova dat de show steelt. Door die totale technische beheersing heeft haar acteren geen aangezette dramatiek nodig. De Russische laat de kijker bijna vergeten hoe gestileerd en artificieel de klassieke techniek is; haar lichaam ademt ook in de emotionele vierde akte een en al gevoel en lyriek. Magisch, betoverend, uniek, wereldklasse; noem een superlatief en het is van toepassing. Niet voor niets is haar bijnaam Supernova. Muzikaal tot in haar merg, ook dat nog.
Er blijft maar een conclusie over: Het Nationale Ballet moet met alle mogelijke middelen zorgen dat Olga Smirnova in Nederland blijft en het goede nieuws is dat ze vooralsnog heeft getekend voor een vast contract.
Foto: Marc Haegeman