Hendrik Ibsen schreef zijn toneelstuk al een 140 jaar geleden, en ik trap open deuren in als ik schrijf dat het nog altijd actueel is, zoals de meeste stukken van Ibsen qua inhoud en thematiek nog altijd modern aandoen. Corruptie, politiek gekonkel, onderdrukking, hypocrisie, sociaal onrecht, gesjoemel, het is van alle tijden. (meer…)
We worden in rauw werklicht vaderlijk toegesproken door de rector. ‘We’, dat zijn wij, op uitverkochte theaterstoelen samengedromd. ‘We’ spelen als het ware mee. Als belhamels van de middelbare school. We zijn enkele uren onderworpen aan de verrichtingen van het ‘Lerarentoneel’.
Zij geven hun jaarlijkse opvoering. Dit keer Vondels treurspel Joseph in Dothan (1640), voor de gelegenheid bewerkt door de leraar Nederlands, Kampschuur, die tevens enkele rollen voor zijn rekening zal nemen. Dat doet hij overigens tussen het innemen door, want Kampschuur is weliswaar bij de AA en in diverse klinieken afgekickt, ontgift en ontwend, hij blijft een belijdend lid van de ‘natte gemeenschap’, de heupflacon met gezelligheidsvocht steeds binnen handbereik. Joseph en enkele andere rollen worden vertolkt door de leraar biologie, Van Velzen, die graag zijn blote benen aan den volke toont, en die voorts lijdt aan de gevolgen van een recente prostaatoperatie. De rector zelf heeft ook zo zijn problemen: zijn vrouw bedriegt hem met de leraar handenarbeid, die het decor heeft getimmerd. In de inleiding wordt zodoende voldoende ammunitie aangedragen, die zich straks moeiteloos zal verbinden met het door Vondel uit het Oude Testament aangedragen treurspel over Joseph de dromer, en de pogingen van zijn jaloerse broeders om hem in Dothan voorgoed het zwijgen op te leggen.
De Vondelbewerking van Kampschuur is – zie de versregels boven dit stukje – bij tijd en wijle opzichtig niet schatplichtig aan het origineel. Mooi is dan weer wel dat de protagonisten van Het Volk, Bert Bunschoten, Wigbolt Kruijver en Hans Thissen, heel goed weg weten met de passages waarin de leraar Nederlands aan Joost van den Vondel vrij baan laat: de alexandrijnen wandelen vorstelijk van hunne toneelspelerstongen. De voorstelling heeft een heerlijk kneuterige vormgeving (Jan Heijer), inclusief een draaibare put met een handige achteruitgang. Kostuumtechnisch domineren de rode plooirokken en de vaalblauwe en vaalrode theedoeken.
De voorstelling is een jubileumreprise uit 1996, die ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van Het Volk in 2015 weer is opgenomen. De grappen hebben soms baarden van jáááren, maar dat mag noch de pret, noch de prostaat van Van Velzen drukken – die overigens, net als Kampschuur, met de rector nog vele onbetaalde rekeningen heeft openstaan. Er worden over de boeg van Vondel veel oude lerarenkamervetes uitgevochten. De speellijst reikt tot en met 1 mei 2016, wanneer –geestig detail – eindelijk de Vondelstad Amsterdam rijmelarijend zal worden aangedaan: ‘Een diepe put, daar moet hij in / En stop dat janken, ’t heeft geen zin.’ Meligheid kent geen tijd.
[Sterren toegekend door de redactie.]Foto: Hans Vissers